LIJNDIENST
Met de ingang van de zomerdienst van 1967 werd de CV-440 op de Swissair lijndienst Zürich- Keulen - Rotterdamvervangen door de Fokker F-27 Friendships van Balair. Het was de nieuwe, op 23 maart 1967 afgeleverde, F-27 srs 600 HB-AAW welke op 1 april als eerste Balair Friendship op de lijndienst werd ingezet. De Balair Friendships vlogen de lijndienst tot 27 september 1968 waarna deze toestellen vervangen werden door de DC-9'ens van Swissair.
Zurich - Keulen - Rotterdam | 1/4/1967 - 27/9/1968 |
Balair |
|
Fokker F-27 Friendship | HB-AAU, HB-AAV, HB-AAW, HB-AAX |
HB-AAW Fokker F-27 Friendship Balair op de lijndienst naar Rotterdam (archief Wim Zwakhals)
Het eerste Balair werd opgericht in 1925 door de Basler Luftverkehr-Aktiengeselschaft in Bazel, in 1933 fuseerde deze maatschappij met Ad Astra tot het nieuwe Swissair. Het tweede Balair werd in 1948 opgericht en werd in 1993 samengevoegd met CTA tot Balair/CTA. Na het faillisement van Swissair in 2002 maakte de maatschappij een doorstart en werden de charteractiviteiten van de nieuwe onderneming ondergebracht onder de naam Balair.
De lijndienst naar Rotterdam werd uitgevoerd door het 'tweede' Balair, dit is de maatschappij welke hier verder wordt beschreven.
In 1948 keerde de naam Balair terug in Zwitserland en werd gevoerd door de afdeling Bazel van de Schweizer Flugschule en verhuisde in 1950 naar het nieuw aangelegde vliegveld Bazel - Mulhouse. De luchtvloot breidde zich daarna uit tot 12 lestoestellen waarbij ieder jaar zo'n 200 piloten werden opgeleid.
In 1956/1957 startte ook in Zwitserland de belangstelling voor het uitvoeren van groepsreizen en werd de vliegschool omgezet in een luchtvaartmaatschappij. Met een financiële injectie van 750.000 zwitserse franken werd de eerste Vickers Viking aangekocht, de HB-AAN c/n 217 afkomstig van LTU (D-ADAM), een jaar later gevolgd door een tweede Viking afkomstig van de Deutschen Flugdient Vickers Viking HB-AAR c/n 219 ex D-BARI. Met deze Vickers Viking werden de eerste reizen uitgevoerd naar Scandinavië en het Middenlandsezee gebied. In 1958 was het de wereldtentoonstelling in Brussel welke voor veel vervoer zorgde.
Met de Vickers Vikings HB-AAR en HB-AAN werd gestart met de charteractiviteiten. (archief Wim Zwakhals)
In 1959 nam Swissair een belang van 40% in de onderneming waardoor Balair een dochter maatschappij van Swissair werd. De voordelen waren dat Balair nu volledig gebruik kon maken van de afhandeling en de catering van Swissair. De nieuwe managing-directors van de maatschappij werden Herr Otto Gersbach en capt.Herzog.
Met de deelname van Swissair binnen Balair, kreeg Balair er een taak bij. Het uitvoeren van een binnenlandse lijnvlucht en op 17 december 1959 werd gestart met een lijndienst tussen Zürich-Kloten en Samedan, het vliegveld gelegen nabij St.Moritz. De dienst werd gestart met de DH-104 Dove HB-LAQ welke werd overgenomen van BOAC (ex G-AODN c/n 04338).
Met de uitbreiding van het belang van Swissair werden in 1959 twee DC-4 Skymasters, de HB-ILA c/n 43072 en HB-ILU c/n 27289 overgedragen aan Balair. Het kleurenschema bleef daarbij gelijk aan Swissair waarbij alleen de naam gewijzigd diende te worden. Deze Skymasters konden worden voorzien van 72 zits toeristen uitvoering of worden voorzien van 56 zitplaatsen voor de langere vluchten. Deze twee toestellen werden naast de Vickers Vikings ingezet op het toeristenvervoer, maar maakten ook de eerste lange vluchten voor de maatschappij met bestemmingen als Buenos Aires, Montevideo, New York, Bombay en Johannesburg. Jaarlijks maakten de toestellen ca. 2000 vlieguren. Hiet voordeel van de DC-4 was dat vrijwel over de gehele wereld onderdelen aanwezig waren in geval van storing.
Balair was geen IATA carrier en vloog daarbij voor bijna de helft van de door de IATA vastgestelde vliegtarieven. Palma de Majorca was een van de populairste bestemmingen voor Balair en alleen al in 1960 werden 16.000 passagiers naar het eiland vervoerd.
Op 15 mei 1960 ging de Douglas DC-4 HB-ILA verloren bij een ongeval. Het toestel was op een terugvlucht van een pelgrimvlucht vanuit Jeddah naar Dakar. Met 12 passagiers aan boord werd door een navigatiefout 's nachts tegen een berg aangevlogen nabij Tonga in Sudan. Voor dit toestel werd direct naar een vervangend toestel uitgekeken welke gevonden werd met de aanschaf van een Olympic DC-4 SX-BAG (c/n 42995) welke werd ingeschreven als de HB-ILD. Door de toenemende vraag naar charters werd de vloot tevens dat jaar verder uitgebreid met twee DC-4'en welke werden aangekocht in de Verenigde Staten en werden ingeschreven als de HB-ILB, c/n 10369 ex N75415 afkomstig van American International Airways, en de HB-ILC, c/n 10335 ex N88922 ex Pan American.
HB-ILU DC-4 Balair tijdens een van de charters op Zestienhoven. (Nico Terlouw, Zestienhoven, 1963)
Inmiddels werd uitgekeken naar vlootvervanging waarbij de oudere DC-4 Skymaster, zonder drukcabine, vervangen werd door de moderner DC-6B. De eerste Douglas DC-6B komt daarbij van Swissair welke in december 1961 de HB-IBZ (c/n 44089) aan Balair overdroeg, een jaar later gevolgd door de HB-IBU (c/n 44088).
In 1963 leed Balair een verlies van SwFr. 429.000,-. Dit verlies werd veroorzaakt door de slechte conditie, en daarbij veel uitval, van de in Amerika aangekochte DC-4'en. Dit verlies was de aanleiding om naar een verdere vervanging van de DC-4, door de DC-6, uit te kijken en tevens daarbij de Viking vloot af te stoten. Beide Vickers Vikings werden daarbij in februari 1963 verkocht aan Air Ferry (HB-AAN werd de G-AIVD en de HB-AAR werd de G-AIVF). Ook de DC-4'en HB-ILB en HB-ILC vertrokken dat jaar naar Air Ferry en wel als de G-ASOG respectievelijk G-ASFY. De overige twee DC-4 Skymasters HB-ILU en HB-ILD werden eind 1963 verbouwd tot vrachtkist en kregen een nieuwe rol op de vrachtdiensten van Swissair en werden veel ingezet bij het vervoeren van scheepsonderdelen wereldwijd. Als vervanger werd een derde DC-6B in gebruik genomen, dit werd de HB-IBR een DC-6B c/n 44165 welke op 1 mei 1964 in gebruik genomen werd en afkomstig was van SAS welke het toestel als HS-TGC aan Thai International verhuurd had. Met de vloot van comfortable DC-6'en werden meer en meer langere afstanden gevlogen. Charters naar Zuid-Afrika, Australië en Japan stonden daarbij regelmatig op de agenda.
In 1964 werd de eerste Fokker F-27 Friendship in gebruik genomen. Van de Iraanse Aardolie Maatschappij werd de PH-IOP (c/n 10141) overgenomen welke op 2 april 1964 werd afgeleverd. De Friendship wordt ingezet op het binnenlandse netwerk van Swissair als vervanger van de Douglas DC-3 Dakota. Gevlogen worden daarbij de verbindingen tussen Zürich met Bern, Geneve en Bazel en Geneve en Bazel. De Friendships vliegen daarbij in volledige Balair kleuren. In de weekends werden de Fokker Friendships ingezet op vakantiecharters naar het zuiden van Europa. Het eerste toestel, de HB-AAI, gaat echter al na korte tijd verloren bij een ongeval op Malaga op 13 december 1964 waarbij het toestel bij een harde landing onherstelbaar beschadigd werd. In 1965 worden twee aanvullende Fokker F-27 Friendships in gebruik genomen. De HB-AAU (c/n 10200) afkomstig van LTU D-BAKE, en de HB-AAV (c/n 10276) in juni 1965 nieuw geleverd vanuit de fabriek. In maart 1967 werd de vloot uitgebreid met de Fokker F-27 srs 600 HB-AAW (c/n 10323) een jaar later gevolgd door de HB-AAX (c/n 10351). Naast de binnenlandse verbindingen werden nu de Balair Friendships op enkele buitenlandse lijndiensten ingezet, de verbindingen tussen Zürich met Rotterdam en Brussel.
In maart 1968 werd de belangrijke stap gezet om het jet tijdperk te betreden. Van Swissair werd de CV-990A Coronado HB-ICH overgenomen. Deze CV-990A werd voorzien van een Super Economy Class kabine voor 137 passagiers en werd direct ingezet op zowel vluchten binnen Europa als op bestemmingen in het Caraibisch gebied. In 1968 werd ook afscheid genomen van de DH-104 Dove HB-LAQ welke de laatste jaren vooral werd ingezet voor het uitvoeren van rondvluchten vanaf Bazel. Deze Dove werd in Canada verkocht aan Gordon Airways als de CF-GAA.
Balair raakte steeds meer betrokken bij hulpvluchten in veelal oorlogsgebieden. Voor het uitvoeren van de hulpvluchten tijdens het Biafra conflict werden in januari 1969 de twee DC-6B's G-APNO (c/n 45331) en G-APNP (c/n 45332) van Air Ferry aangekocht en werden ingeschreven als de HB-IBS respectievelijk HB-IBT en direct voorzien van een wit kleurenschema met rode kruizen en ingezet bij de hulpvluchten. Gelijktijdig werd de propeller chartervloot verder afgebouwd. Als eerste werd de DC-6B HB-IBR in maart 1969 uit dienst genomen en op Bazel geparkeerd. De vracht DC-4 HB-ILU vertrok in december 1969 naar Aer Turas als EI-ARS, gevolgd door de HB-ILD welke begin 1970 uit dienst werd genomen en uiteindelijk in september dat jaar als 9Q-CWJ vertrok naar Congofrigo.
Met de komst van de eerste McDonnell Douglas DC-9-33CF, HB-IDN c/n 47465 welk nieuw van de fabriek in april 1970 werd afgeleverd, werd ook de DC-6B HB-IBU uit dienst genomen.
Het gehele reisprogramma voor 1970 werd gevlogen door de CV-990A HB-ICA, DC-6B HB-IBZ en de DC-9-33 HB-IDN.
Op 30 maart 1971 keerde de CV-990A Coronado HB-ICH terug naar Swissair en werd op 2 april vervangen door de Douglas DC-8-55F HB-IDU (c/n 45817), een 189 zitter, afkomstig van de Flying Tiger Line N805U. Het vakantieprogramma voor 1971 zag er als volgt uit:
- F-27's Zürich naar Bastia, Bodo, Hyeres, Pisa en Reus
- DC-6B Zürich naar Bastia, Barcelona en Madeira
- DC-8 van Zürich naar Malaga, Palma, Monastir, Bangkok, Colombo, Nairobi, Tunis, Athene, Rhodos, Las Palmas en Geneve naar Palma
- DC-9 van Zürich naar Sevilla, Ibiza, Alicante, Rhodos en Izmir
HB-IFZ DC-9-32 Balair (archief Wim Zwakhals)
Op 31 oktober 1971 werd de uitvoering van de binnenlandse vluchten weer overgenomen door Swissair. De Balair Fokker F-27 Friendship vloot werd daarbij op Bazel geparkeerd en Balair moest op zoek naar nieuwe mogelijkheden voor inzet van deze toestellen.
De F-27 Friendship HB-AAW vertrok als eerste naar Gulf Air als G-AZFD. De resterende drie Fokker Friendships werden in maart voor langere tijd verhuurd aan de NLM, die uiteindelijk de toestellen ook zou aankopen. Zo werd de HB-AAU de PH-KFC, de HB-AAV werd de PH-KFD en de HB-AAX de PH-KFE.
In 1972 verhoogde Swissair zijn aandeel in Balair van 26% naar 56% en kreeg daarbij de zeggenschap over de maatschappij. Met de verkoop van de DC-6B HB-IBZ in december 1971 aan de Zaire Air Force als 9T-TLB, bleef allen de DC-6B HB-IBS in dienst. Deze werd niet meer ingezet bij de zomerse vakantievluchten maar werd gebruikt voor onmiddellijk inzet bij hulpvluchten voor het Rode Kruis en voor het uitvoeren van rondvluchten en dag charters.
Voor het vakantieprogramma werd de vloot uitgebreid met een tweede DC-8, de HB-IDZ, een DC-8-62CF (c/n 46074) afkomstig van Eastern Air Lines ex N8760. Met de komst van deze lange DC-8 werden de vakantievluchten verder uitgebreid met vluchten vanaf Frankfurt naar Acapulco en Zürich- Honolulu -Papeete (Tahiti). Bij te kort aan capaciteit werd ook gebruikt gemaakt van toestellen van Swissair.
In 1976 werd de vloot verder uitgebreid met de komst van de HB-IDH een DC-8-62CF welke werd gehuurd van Swissair. Eveneens dat jaar werd de DC-9-33CF HB-IDN bij de fabriek ingewisseld voor een nieuwe McDonnell Douglas DC-9-34 HB-IDT en werd van Swissair de DC-9-34 HB-IFZ in gebruik genomen. In 1979 werd een nieuw besteld DC-10-30 HB-IHK (c/n 46998) in dienst genomen, met name om in te zetten op de Amerikaanse markt. De de komst van deze DC-10 werd de DC-8-55CF HB-IDU verkocht aan Overseas National als N9110V.
In 1981 keerde de DC-8-62CF HB-IDH terug naar Swissair waarbij de HB-IDZ als enige DC-8 in de vloot achterbleef. Met de verkoop van dit toestel in 1985 aan United Parcel Services als de N874UP werden de vrachtactiviteiten van Balair gesloten en legde de maatschappij zich volledig toe op de passagiersvluchten.
Vlootvernieuwing vond plaats met de komst van de McDonnell Douglas MD-82. Als eerste werd in april 1982 de HB-INB gehuurd van Swissair, gevolgd door nieuw van de fabriek geleverde HB-INR (april 1985), HB-INW (september 1987) en tot slot een MD-83 met de registratie HB-ISZ in juli 1990. Gelijktijdig werden de oudere DC-9-30 verlaten met de verkoop van de DC-9-34 HB-IDT in januari 1985 aan Ozark Air Lines als N936L en de DC-9-32 HB-IFZ in mei 1988 aan Northwest Orient N985US.
Met de DC-10 werd in 1983 de eerste eigen lijndienst gestart met de verbinding tussen New-York en Zürich/ Geneve.
Balair nam als eerste maatschappij de Airbus A.310 srs 300 in gebruik. Dit was de longe-range versie van de A.310 voorzien van Pratt & Whitney JT9D-7R4 motoren. Deze versie werd voor Balair uitgerust met 172 zitplaatsen. De Airbus werd aangekocht voor inzet voor vluchten zowel naar het zuiden van Europa als voor de langere afstand naar Afrika, Midden-Oosten en VS. De eerste geleverde A.310 was de HB-IPK (c/n 412) op 31 maart 1986. In 1992 gevolgd door de HB-IPL (c/n 640) en HB-IPM (c/n 642). Deze laatste twee Airbussen werden direct geleverd in het nieuwe kleurenschema welk in 1992 geintroduceerd werd.
Inmiddels werden meerdere bestemmingen als lijndienst aangevlogen. In 1991 bestond het lijndiensten net uit
- New York - Geneve - Zurich
- New York - Bazel - Zürich
- Miami - Zürich
- Bangor - Zûrich
- San Francisco - Zürich
In 1992 werd verlies geleden door zowel Balair als de andere zustermaatschappij van Swissair namelijk CTA. Besloten werd deze twee maatschappijen per 1 januari 1993 samen te voegen onder de naam Balair/CTA. Alleen de DC-10- HB-IHK en de MD82 HB-INR vertrokken niet naar de nieuwe maatschappij. De DC-10 paste als eenling niet bij de nieuwe vloot en vertrok op 15 januari 1993 naar Martinair als PH-MCO, De MD.82 HB-INR werd ingelijfd bij de vloot van Swissair.
HB-IPK A-310 in het nieuwe kleurenschema van Balair (Palma, 2 augustus 1992)
Balair vlootlijst
De DH-104 Dove HB-LAQ werd eind 1959 aangekocht voor het uitvoeren van binnenlandse diensten. (foto archief Nico Terlouw)
Balair en de humanitaire hulpvluchten
Vanaf de start van de maatschappij werd Balair betrokken bij de inzet van hulpvluchten. De eerste grote inzet van Balair vond plaats in de periode 1960/1961. Twee DC-4'en en de beide Vickers Vikings werden ingezet voor het vervoeren van levensmiddelen tijdens het Katanga conflict in Congo. Daarna, in de zestiger jaren, werden de DC-4'en en DC-6'en ingezet bij noodsituaties in Angola, Jemen en Bangladesh. Bij het einde van de Vietnam oorlog was het een Balair DC-6B welke als laatste Saigon verliet vlak voor de val van de start.
In 1967 kreeg Balair de opdracht voor ondersteuning van de UNTSO (United Nations Truce Supervision Organisation) in Jerusalem. De UNTSO werd ingesteld om de afspraken tussen Israel en de buurlanden te waarborgen na de oorlog van 1967. Voor dit doel werd de Martinair DC-3 Dakota PH-MAA (c/n 16468/33213) aangekocht welke op 25/10/1967 werd ingeschrevan als de HB-ITD en werd voorzien van een wit kleurenschema en blauwe United Nations opschriften. Met dit toestel werd gevlogen tussen Isreal, Egypte, Syrië, Libanon en Jordanië. Op 1 juli 1970 werden de personele vluchten overgenomen door de Falcon 20 HB-VAV en werd de Dakota alleen nog ingezet voor het vervoer van vracht. De DC-3 Dakota HB-ITD bleef bij Balair in dienst tot mei 1974 waarna het toestel verkocht werd als N37737 aan Air Transport in Houston. Bij de verlenging van het contract een jaar eerder was als vervanger van de Dakota een Fokker F-27 Friendship aangekocht. Dit was de ex F-BRQL afkomstig van Euralair welke op 13 juli 1973 werd ingeschreven als de HB-AAZ. Eveneens voorzien van een wit kleurenschema en United Nations voerde deze Friendship de personeels- en vrachtvluchten voor de UNTSO uit.
HB-ITD Douglas C-47B Dakota (ex PH-MAA Martinair) in United Nations kleuren tijdens een onderhoudsbeurt op Bazel. (Wim Zwakhals, Bazel, 7 juli 1972)
In 1968 werd Balair door het Rode Kruis gevraagd om te helpen bij de noodsituatie in Biafra waar door oorlogsgeweld duizenden mensen verhongerden. Het eerste toestel welke werd ingezet was een VFW C-160D Transall. Dit was het derde prototype welk door de Duitse Regering ter beschikking werd gesteld. Dit toestel was als civiel prototype met de registratie D-ABYG gereed gemaakt en werd ingeschreven als de HB-ILN. Naast de kleine opschriften Balair onder de neus werd een rood kruis in de staart aangebracht en de romp voorzien van de opschriften CICR (Comité Internationale de la Croix Rouge). Voor het opzetten van hulpvluchten werden daarna, zoals eerder genoemd, direct twee DC-6A/C's van Air Ferry aangekocht welke op 11 en 12 februari 1969 als de HB-IBS (ex G-APNO) en HB-IBT (G-APNP) vanaf Southend naar Bazel werden overgevlogen. Hier werden de beide toestellen voorzien van een wit kleurenschema met rode kruizen en grote opschriften "International Red Cross" op de romp. De beide toestellen werden daarna overgevlogen naar Cotonou in Dahoumey, de uitvalsbasis voor het Rode Kruis in dit gebied. Vanaf dit veld werden vanaf 30 januari 1969 de hulpvluchten, 's nachts, uitgevoerd naar de Uli airstrip in Biafra.
De DC-6A/B was te klein voor de benodigde hulpaanvoer en een verdere uitbreiding van de voedselvluchten van de hulpvluchten vond plaats met de inzet van een viertal Boeing C-97G freighters met een laadvermogen van 16 ton. Dit waren operationele vrachtvliegtuigen van de Air National Guard welke door de Verenigde Staten aan het Rode Kruis ter beschikking werden gesteld. Deze vier toestellen werden vanuit Amerika overgevlogen naar Bazel waar de USAF kleuren en ANG opschriften werden verwijderd. De toestellen werden daarbij al overgevlogen met Zwitsere kentekens. Het probleem was echter dat er bij Balair, of in Europa, geen ervaring en equipment was om deze toestellen te onderhouden. Israel was op dat moment, naast de VS, het enige land welke de C-97G in gebruik had en de IAI (Israeli Aircraft Industries) boden hun hulp aan voor het onderhoud van deze toestellen.
Het eerste toestel welke op Bazal aankwam was de HB-ILW /52-2713 (c/n 16755) op 16 februari 1969, kort daarop gevolgd door de HB-ILZ /52-857 (c/n 16651) op 22 februari, de HB-ILX /52-925 (c/n 16619) op 15 maart en HB-ILY /52-2626 (c/n 16656) op 30 maart. Op Bazel werden de toestellen eveneens voorzien van een wit kleurenschema, rode kruis in de staart met International Red Cross opschriften op de romp en kleinene Balair opschriften onder de neus. en werden daarna doorgevlogen naar Cotonou.
Het Biafra conflict duurde tot begin 1970 waarna de hulpmiddelen verder over land konden worden ingezet. Daarna werden de C-97G's direct ingezet bij hulpvluchten na de aardbeving in Turkye. Dit was het laatste gebruik van de C-97G's bij Balair. De toestellen werden daarna overgevlogen naar Bazel en van daaruit terug gevlogen naar de VS. Terug in de VS werden deze C-97G's in opslag gezet en op een na gesloopt. De HB-ILY werd bewaard en geschonken aan het Pima Museum.
In 1970 ging de hulpverlening door en de de beide zessen HB-IBS en HB-IBZ werden ingezet voor vluchten voor het Rode Kruis naar Beirout. De HB-IBS was daarbij inmiddels weer voorzien van de Balair kleuren.
Het enige toestel in de United Nations kleuren bleef de Fokker F-27 Friendship HB-AAZ welke ten tijde van de samenvoeging van Balair en CTA nog steeds operationeel was.
HB-ILW Boeing C-97G Stratocruiser in wit kleurenschema met International Red Cross en Balair opschriften, net na uitrol uit de hangaar. Op de achtergrond de USAF C-97G 0-20857, de latere HB-ILZ. (archief Wim Zwakhals)
HB-ILN C-160D Transall met Balair opschriften op de neus en CICR opschriften op de romp. (archief Wim Zwakhals)
Balair op Rotterdam
Meest frequentie bezoeker uit de Balair vloot was de DC-6B HB-IBS, veelvuldig te zien in de jaren 1973 -1981 (foto David Booster)
Kort na het in dienst nemen van de DC-4 bij Balair bracht de DC-4 Skymaster HB-ILU in 1959 een eerste bezoek aan Zestienhoven. In 1960 was het de DH-104 Dove HB-LAQ welke een charter uitvoerde naar Rotterdam. Deze DH-104 Dove was in die tijd ook veel te zien op Schiphol. In 1961 kwamen zowel de DC-4´en HB-ILB als HB-ILC op bezoek. In 1964 de komst van de Douglas DC-4 HB-ILU welke een vrachtcharter uitvoerde op 25 april en het eerste bezoek van een Balair DC-6B aan Rotterdam met de komst van de HB-IBZ. Op 18 maart 1965 het eerste bezoek van een Balair Fokker F-27 Friendship met de komst van de HB-AAU. Dat jaar eveneens een tweetal charters uitgevoerd met de DC-6B, op 31 maart met de HB-IBR, gevolgd door de komst van de HB-IBU op 12 juli. Op 6 juni 1965 kwam ook de DH-104 HB-LAQ nog een keer langs. De laatste DC-4 was te zien op 31 december 1965 met een bezoek van de HB-ILU. Op 5 januari 1966 was het weer de Fokker F-27 Friendship HB-AAU welke werd ingezet op een chartervlucht en vanuit Bazel aankwam om daarna naar Bordeaux te vertrekken. Dat jaar kwam Balair nog een tweede keer langs en wel op 22 januari met de DC-6B HB-IBR welke om 19.45 uur aankwam vanuit Bazel om een uur later door te vliegen naar Oslo. De bezoeken van Balair aan Rotterdam bleven schaars want in 1967 werd helemaal geen bezoek gebracht, gevolgd door twee bezoeken in 1968. Fokker F-27 Friendship HB-AAU werd daarbij ingezet voor een bollenvlucht waarbij het toestel om 07.31 uur vanuit Bazel aankwam. Het toestel bleef niet staan maar vertrok om 08.19 uur weer richting Zurich, om 19.54 uur kwam het toestel vanuit Ibiza aan om om 21.10 uur met de bollenbezoekers richting Bazel te vertrekken. Het tweede bezoek dat jaar was het eenmalige bezoek van de DC-6B HB-IBZ aan Rotterdam. Deze zes kwam op 23 mei om 11.45 uur vanuit Bazel aan en vertrok om 00.10 uur (de volgende dag) weer richting Bazel. In 1969 het bezoek van de Fokker F-27 Friendship HB-AAU welke op 17 juli een retourtje Dusseldorf vloog.
Op 24 april 1973 was het de DC-6B HB-IBS welke die dag twee maal werd ingezet op een bollenvlucht voor British Midland Airways. Het jaar daarop was de DC-6B HB-IBS eenmaal te zien op 12 oktober. In 1975 was Balair meer te zien, 15x in de periode 12 april tot en met 30 augustus. Deze vluchten werden uitgevoerd met de DC-6B HB-IBS en indien dit toestel niet beschikbaar was, werd een DC-9 van Swissair ingezet. Het jaar 1976 was het jaar waarin de Douglas DC-8-55F HB-IDU in de periode 31 augustus t/m 24 december in totaal 8 keer werd ingezet bij vrachtvluchten. De eerste vluchten betroffen het vervoer van sigaretten naar Larnaca. Naast deze DC-8 het eenmalige bezoek van de DC-9-33RC HB-IDN. Een jaar later was het weer de DC-6B HB-IBS welke tweemaal met passagiers (op 30 april en 23 juli) langs kwam.
Vanaf 1978 werd Balair ingezet bij de Rijn cruises georganiseerd door Scylla Tours. Passagiers welke met de boot vanaf Bazel de Rijn waren afgevaren naar Rotterdam. werden hier afgelost door een nieuwe groep welke de terug vaart aanvaarden. Het was de DC-6B HB-IBS welke deze passagiers wisselvlucht uitvoerde. Op zaterdag kwam het toestel onder vluchtnummer BB390 om ca. 12.05 uur aan en vertrok een uur later onder vluchtnummer BB391. In 1978 werden deze vluchten uitgevoerd tussen 31 maart en 21 oktober. Naast deze reizen ook een charter op 30 november uitgevoerd door de DC-9-34 HB-IDT, welke een retourtje Zurich vloog. Balair zou dat jaar 15 keer te zien zijn.
In 1979 hetzelfde reizenpakket nu van de periode 7 april t/m 27 oktober. Over het algemeen werd om de veertien dagen gevlogen. Op 9 en 16 juni was de DC-6B HB-IBS niet ter beschikking en werd de DC-9-34 HB-IDT ingezet. Op 8 oktober noteerden we een Balair charter met de DC-9-32 HB-IFZ. In 1980 werd de DC-6B ingezet op dezelfde vluchten, nu in de periode 19 april t/m 18 oktober. Klapper daarbij was de laatste dag dat deze DC-6B werd ingezet op de plaatselijke rondvluchten. Een jaar later hetzelfde reizenpakket waarbij de DC-6B HB-IBS op de eerste aankomst datum, 18 april, weer tot de beschikking stond van rondvluchten. Deze serie zou plaatsvinden tot 26 september 1981, de laatste keer dat de HB-IBS op Rotterdam te zien was. Daarna zouden we Balair niet veel meer zien. De laatste keer was op 11 mei 1988, een bollenvlucht uit Zurich uitgevoerd door de McDonell Douglas MD.82 HB-INR.
Balair DC-8-55F HB-IDU ingezet op vrachtvluchten vanaf Rotterdam. (David Booster, Rotterdam, september 1976)
bronnen Jetstream, Aviation Letter, Flight International, archief Airnieuws
Wim Zwakhals, november 2014