De laatste maatschappij in Europa die op charterbasis nog passagiersvluchten uitvoerde met de Lockheed Constellation was Catair, met een vloot van ex Air France L-1049's werden nog tot in begin 1973 vluchten uitgevoerd.
De F-BHMI was een van de L-1049G's in volledige passagiersuitvoering (archief Nico Terlouw, Salzburg, 1969)
Catair, waarvan de volledige naam Compagne d'Affrétements et de Transport Aériens bedroeg, werd begin 1969 opgericht en startte al na enkele maanden (in juli 1969) het vliegbedrijf. Als thuisbasis werd gekozen voor het in de nabijheid van Parijs gelegen vliegveld Pontoise - Cormeilles-en-Vexin. Maar de charters werden uitgevoerd vanaf Le Bourget en Orly.
De maatschappij komt mede voort uit de activiteiten van de zakenman René Meyer. René Meyer kocht in 1968, tezamen met de luchtvaartmaatschappij Air Fret en de investeringsgroep Le Gouvello de la Porte een groot deel van de voormalige Air France Lockheed L-1049G Super Constellation vloot op. Air France had vanaf 1965, tot de laatste vluchten in 1967, haar L-1049G Constellation vloot geleidelijk uit dienst genomen en op Parijs-Orly in opslag gezet. Het betrof hier zowel volledige passagiersvliegtuigen als combi vrachtmachines. In 1968 werd een groot aantal van deze kisten te koop aangeboden. Van deze machines werden de L-1049G de F-BHMI (c/n 4668) in volledige passagiersuitvoering, de F-BGNG (c/n 4516) een vrachtmachine en de F-BHBE (c/n 4624) eveneens in passagiersuitvoering, dat jaar door Air France verkocht en op naam ingeschreven van René Meyer. René Meyer, zelf een ervaren Constellation vlieger, startte dat jaar ook onder eigen naam het vliegbedrijf met de twee laatst genoemde machines.
Catair startte in 1969 de actviteiten met niet minder dan vier Lockheed Constellations. De F-BGNG werd als eerste Connie op 1 april 1969 op naam van Catair ingeschreven en werd op Le Bourget omgebouwd tot een 102 passagiers machine. De F-BGNG rolde daarbij als eerste, op 6 juli 1969, uit de hangaar, nog steeds voorzien van Air France kleuren, maar met Catair opschriften op de romp, gevolgd door de andere passagierskisten F-BHMI en F-BHBE. Catair huurde daarbij de machines van René Meyer, die daarmee zijn eigen vliegbedrijf in de nieuwe maatschappij liet opgaan. Op Orly, waar Air France op dat moment nog steeds een grote onderhoudsfaciliteit en de kennis voor onderhoud aan Connies had, werd de F-BGNC (c/n 4512), een L-1049G freighter, gereed gemaakt voor deze start-up. Deze F-BGNC werd aangekocht van het investeringsbureau Le Gouvello de la Porte, en werd eveneens in juli 1969 afgeleverd.
Catair richtte zich vooral op de lucratieve markt vanaf Parijs naar de voormalige Franse koloniën in Midden Afrika en voerde daarnaast vele vluchten in het eerste jaar uit rond de Middellandse Zee. Ook studentenvluchten waren populair waarbij veel gevlogen werd op London.
Catair kwam het eerste jaar niet schadevrij door. De L-1049G F-BGNC werd op 9 augustus 1969 afgeschreven bij een ongeval op Douala in Kameroun waarbij deze Connie tijdens de landing in de heuvels neer stortte. Als vervangende machine werd direct daarop de F-BGND (c/n 4513) van Air France aangekocht. Dit was een van de laatste Connies die op Orly in opslag stond en werd na de onderhoudsbeurt als F-BRNH ingeschreven. De F-BRNH, eveneens een vrachtmachine, werd op 16 januari 1970 afgeleverd maar werd niet voorzien van Catair opschriften. Op oudejaarsdag 1969 kocht Catair de F-BRAD aan. Dit was eveneens een voormalige Air France Connie (ex F-BGNJ c/n 4519) die na een tijd op Orly in opslag te hebben gestaan werd aangekocht door Air Fret. Dit was een passagiersmachine die niet voorzien was van een vrachtdeur en werd door Air Fret aangekocht om ingezet te worden als hulpgoederenkist in het Biafra conflict. In november 1969 werd deze Constellation terug geferried naar Nimes/Garons. In januari 1970 onderging het toestel op Orly een grote onderhoudsbeurt en werd daarbij weer voorzien van een 102 pax interieur. Begin 1970 had Catair daarmee vijf Super Constellations in gebruik, één pure vrachtmachine, één combi pax-vracht en drie passagierstoestellen.
De F-BRSD was de eerste Se-210 Caravelle in dienst bij Catair, hier zien we het toestel in de landing op London-Garwick (Wim Zwakhals, 31 juli 1972)
De steeds grotere vraag naar passagierscharters en de vloot van verouderende Constellations noopte ook Catair om naar andere vliegtuigtypes uit te kijken. Als vervanger voor de Lockheed Super Constellation werd gekozen voor de Sud Aviation Se-210 Caravelle waarvan in het begin van de jaren zeventig een aantal machines op de tweedehands markt beschikbaar waren. Als eerste werd de HB-ICX (c/n 38) van Swissair aangekocht, een elf jaar oude Caravelle III, die begin 1971 op Le Bourget in onderhoud werd genomen en voorzien werd van een nieuwe kleurenschema. een brede blauwe band over de romp met in blauw de maatschappij naam, witte staart en Catair embleem naast de cockpit. Deze Caravelle werd als F-BSRD op 27 april 1971 in dienst genomen.
Met de komst van de Se-210 Caravelle stortte Catair zich volledig op de passagiersmarkt (Europese charter en IT-vluchten) waarbij de vracht Constellation F-BRNH al snel op Pontoise - Cormeilles-en-Vexin buiten gebruik werd gesteld. De L-1049G F-BRNH voerde daarbij op 9 maart 1971 haar laatste vlucht uit. Met de Caravelle en de vier Constellations werd tot eind 1972 doorgevlogen. In oktober 1972 werd de F-BHMI, welke al vanaf november 1971 tot januari in opslag had gestaan, op Pontoise buiten gebruik gesteld om als onderdelenbron te fungeren. In mei 1973 werden de F-BGNG en F-BHBE buiten gebruik gesteld waarna de F-BRAD daarbij de laatst vliegende passagiers Connie in Europa werd. die uiteindelijk in juni 1973, met de komst van nog meer Caravelles uit dienst werd genomen. Zowel de F-BRAD als de F-BGNG werden verkocht aan Air Fret en beiden werden overgevlogen naar Nimes-Garons om daar als onderdelenbron voor Air Fret te dienen. In mei 1974 zou de F-BRAD nog eenmaal het luchtruim kiezen voor een ferry vlucht naar Chateau Bougon Airport bij Nantes waar het toestel nog steeds te vinden is.
Met het uit dienst nemen van de Lockheed Constellations werd ook de thuisbasis Pontoise verlaten en werd Le Bourget als thuisbasis aangehouden. De buiten gebruik gestelde Connies F-BHMI, F-BHBE en F-BRNH werden daarna in de periode 1973 - januari 1975 op Pontoise gesloopt.
De L-1049G Super G F-BGNG werd begin 1973 uit dienst genomen en werd hier gefotografeerd op de thuisbasis Pontoise kort voor de verkoop aan Air Fret. (Wim Zwakhals, Pontoise- Cormeilles-en-Vixen, 1 augustus 1973)
Op 16 januari 1973 werd van Austrian Airlines de SE-210 Caravelle VI-R OE-LCA (c/n 161) overgenomen die enkele dagen later op 22 januari 1973 werd afgeleverd als de F-BUFC. Deze moderner series VI-R verving de oude serie III Caravelle F-BSRD die meteen verkocht werd aan China Airlines als B-1854. Voor het seizoen 1973 kocht men tevens een tweede Caravelle VI-N aan, de F-BUFF (c/n 101), afkomstig van Sterling Airways (OY-SAO), welke op 3 maart 1973 werd afgeleverd. In december 1973 werd de vloot versterkt met een derde exemplaar en wel de F-BTON een Caravelle VI-N (c/n 97) welke voorheen dienst deed bij Air Touring en gehuurd werd van Sovatour Financiering. Door de sluiting van Le Bourget werden alle charteractiviteiten overgebracht naar Parijs-Orly.
In 1974 werd een vierde Caravelle aan de vloot toegevoegd, de F-BUFH (c/n 123), een series III afkomstig van Sobelair (OO-SBQ) die op 1 juni 1974 in gebruik werd genomen.
Catair werd in 1975 overgenomen door een financieringsmaatschappij die vanaf dat moment alle toestellen aankocht, verkocht of inhuurde en daarbij de toestellen aan Catair (onder)verhuurde. Een aantal toestellen werd daarbij onder de naam van de moedermaatschappij `Albatros` ingeschreven. De van Sovatour gehuurde Caravelle VI-R F-BTON werd geretourneerd aan de verhuurder die niet direct een nieuwe gebruiker had, waarbij deze Caravelle in opslag op Le Bourget werd gezet. In januari 1975 werd de vloot versterkt met een moderne Caravelle 12, de F-BVPY (c/n 271) welke gehuurd werd van Sterling Airways (OY-SAB) en zijn Sterling kleuren behield waarbij met grote opschriften Catair op de voorromp werd aangebracht. Daarnaast werd de F-BVPU, een Caravelle VI-N afkomstig van Sabena (OO-SRK) in gebruik genomen, echter dit was slechts voor een korte periode want binnen twee maanden werd dit toestel verhuurd aan Aerotour. Van juli 1975 tot januari 1976 werd daarop de F-BRGX, een Caravelle 6R, van SNIAS gehuurd.
Begin 1976 dreigde het mis te gaan met het voortbestaan van de maatschappij. De volledige Catair Caravelle vloot (F-BUFC, F-BUFF, F-BUFH en F-BVPY) werd in janauari 1976 op Le Bourget aan de kant gezet. Na een reorganisatie werd een doorstart gemaakt waarbij een groot aantal vlootwisselingen plaats vond. De F-BVPY vertrok in april 1976 na het beëindigen van de huur naar Air Inter en de F-BUFH werd vanaf juli 1976 verhuurd aan Aerotour. In april 1976 werden wel drie machines aangeschaft afkomstig van Sabena die als F-BYCA (ex OO-SRC), F-BYCB (ex OO-SRI) en F-BYCD (ex OO-SRE) werden ingeschreven. Tezamen met de F-BUFC en F-BUFF vormden zij de uit vijf Caravelles bestaande Catair vloot. In dat jaar werd een nieuw kleurenschema geïntroduceerd bestaande uit een blauwe band over de romp ter plaatse van de raampjes met een blauwe staart met daarin aangebracht het Catair embleem. Met deze vloot werd het seizoen 1976 en 1977 gevlogen waarbij in 1976 in totaal 176.166 passagiers vervoerd en 6,6 ton vracht werden vervoerd.
De concurrentie onder de chartermaatschappijen in 1977 was groot waardoor de financiële situatie van Catair steeds verder verslechterde. Begin 1978 werden de activiteiten door de financiers van Catair gestopt. De Se-210 Caravelles F-BYCA, F-BYCB en F-BYCD werden daarbij verkocht aan EAS. De F-BUFC vertrok naar Euralair en de Caravelle VI-R F-BUFF werd op Orly aan de kant gezet waarna EAS de machine opkocht voor onderdelen.
Zo staakte de met Connies gestarte maatschappij na negen jaar haar activiteiten.
F-BYCD Se-210 Caravelle VI-N in het nieuwe Catair kleurenschema. (L.Perinetti, Pisa, 13 oktober 1977)
Catair op Rotterdam
Catair heeft slechts tweemaal Rotterdam bezocht. Zoals al gemeld vond het eerste bezoek plaats tijdens de Rotterdamse Havenstaking waarbij op 4 augustus 1970 de L-1049G Constallation F-BRNH om 02.43 uur ´s nachts met vracht uit Manston neerstreek en even voor half negen weer richting Parijs-Orly vertrok. Daarna een eenmalig bezoek van een Catair Se-210 Caravelle en wel op 22 april 1975 van de F-BUFH met een retourtje Parijs.
F-BUFH Se-210 Caravelle III tijdens zijn eenmalig bezoek aan Rotterdam. (David Booster, Rotterdam, 22 april 1975)
Catair vlootlijst
F-BRAD de laatste vliegende L-1049G Super Constellation bij Catair (archief Wim Zwakhals)
Wim Zwakhals, januari 2005