Douglas A-26 Invader

De Douglas A-26 Invader stamt uit de nadagen van de Tweede Wereldoorlog. In de jaren zestig werden enige exemplaren ingeschreven in de Europese registers in gebruik bij de luchtkartering of als zakenkist. Een enkele keer werd Zestienhoven vereerd met een bezoek.

LN-AER  Douglas RB-26C Invader van Wideroes Flyveseldkap.                                                                       (archief Wim Zwakhals)

De Douglas A-26 Invader was een succesvolle opvolger van de A-20 Havoc en was een van de aanvalsbommenwerpers van de USAAF in WW2.  Het eerste prototype stamt uit 1942, maar het duurde tot in 1944 voordat de machine in productie werd genomen. De USAAF bestelde 7703 exemplaren, maar na het beeindigen van WW2 werd deze bestelling teruggebracht zodat uiteindelijk 2529 toestellen gebouwd werden. De A-26 Invader werd in de jaren vijftig ingezet in het Korea conflict en bleef tot het eind van de jaren vijftig in dienst bij de USAF.

Eind jaren vijftig werden de eerste toestellen door de USAF verbouwd tot bredere taken. Zo werd de DB-26C ontwikkeld voor de US.Navy als doelsleper en werd voor de USAF de RB-26C ontwikkeld, een niet bewapende foto verkenner versie. Een groot aantal A-26 Invaders werd overgedragen aan de French Air Force die werden ingezet bij de opkomende conflicten in Indo-China en Algerije. Met de betrokkenheid van de Verenigde Staten bij de oorlog in Vietnam werd ook de B-26 Invader weer ingezet en verder gemodificeerd tot een B-26K Counter Invader versie.

Civiele markt

Kort na het beeindigen van WW2 kwamen de eerste Douglas Invaders al beschikbaar op de civiel markt. Het waren fonkelnieuwe machines die rechtstreeks uit de fabriek kwamen en wel van een laatste batch van 28 stuks die door de USAAF geannuleerd was. Het waren de grote zakenbedrijven als Pan Am Petroleum en Standard Oil die als eersten de Douglas A-26 Invader als zakenkist in gebruik namen. Bij het geleidelijk uit dienst nemen van de Invader bij de USAF zouden er velen volgen. In totaal werden zo'n 400 Invaders in het civiele register ingeschreven. In het begin vlogen de toestellen in hun standard militaire uitvoering waarbij de bewapening en gunturrets waren verwijderd en werden daarbij ingezet voor de luchtkartering (RB-26C) of bosbrandbestrijding. Bij deze laatst genoemde rol werden de bomluiken verwijderd en een bellytank van 1000 of 1200 US gallon geinstalleerd. Deze eerste waterbommenwerper verbouwingen werd in 1959/1960 door Rosenbalm Aviation uitgevoerd.

Door de hoge kruissnelheid van 300 mph was de A-26 ook aantrekkelijk voor de zakenluchtvaart, echter de beperkte cabine hoogte en de mainspar door de romp gaf zijn beperkingen aan het gebruik van de ruimte. Bij de eerste civile versies werden dan ook alleen de bomluiken verwijderd en het achterste deel van de romp voorzien van een deur waarbij een ruimte voor vier passagiers ontstond. Echter gaande weg werden steeds meer aanpassingen uitgevoerd die zelfs leiden tot complete romp aanpassingen.  

N4000K is een door Wold Corp. gemodificeerde B-26 Invader Executive voorzien van een tail magnetometer boom. Deze Invader was in 1963 op Schiphol te zien tijdens survey werkzaamheden in Europa                                               (foto archief Henk Wadman)

Invader conversies

De On Mark Engineering Company was gebaseerd op Van Nuys en kreeg van Douglas Aircraft de licentie om alle reserve onderdelen voor de Invader te maken en leveren. Mede hierdoor kreeg On Mark Engineering de opdracht van de USAF om het onderhoud van de militaire kisten te verrichten. Daarnaast bouwde de firma militaire exemplaren om tot civiele standaard. De verbouwing van de militaire A-26 Invader tot een On Mark Musketeer bestond eruit om eerst alle militaire uitrusting (tot aan de bomluiken) te verwijderen. De On Mark Musketeer werd voorzien van P&W R.2800C motoren (van een DC-6) en kreeg ook een DC-6 landingsgestel. De gehele romp werd verhoogd waardoor er ruimte ontstond vor elf stoelen, maar het interieur kon ook naar wensen van de klant worden aangepast. Daarnaast werd een bagage compartiment ingericht en kreeg het toestel een neerklappende trap in het staartgedeelte. De cockpit werd geheel vernieuwd en ontving vele DC-6 instrumenten waaronder een autopilot. De vleugeleinden werden voorzien van tiptanks waardoor het bereik flink werd opgeschroefd. In 1961 werd de On Mark Marksmen geintroduceerd waarbij de romp werd voorzien van een drukcabine en 2500 pk R.2800 motoren (van een DC-6B) werden toegepast waardoor de kruissnelheid tot 265 mph opliep. 

Het eerste bezoek van een tot zakentoestel verbouwde Invader op Zestienhoven vond plaats in 1964 met de komst van de N300V, een On Mark Marksmen.                                                               (Nico Terlouw, Zestienhoven, 1964)

L.B Smith Aircraft Corperation was een op Miami gebaseerd bedrijf gespecialiseerd in de ombouw van van Curtiss C-46 Commando's naar freighters en het inrichten van luxe interieurs bij zakenvliegtuigen. Ook zij zagen de mogelijkheden tot de ombouw van de A-26 Invader tot een business aircraft. De aanpassingen van de A-26 ging daarbij verder dan bij de On Mark Marketeer. Zo werd de romp verbreed en werd de doorgaande mainspar vervangen door een vleugelophanging in aluminium ringen in de romp. Net als de On Mark Marketeer kreeg ook deze versie DC-6 motoren, de DC-6 wielen, een nieuwe cockpit, verlengde neus en vele andere modificaties. De aanduiding werd de Biscayne-26. Echter alleen het prototype werd gebouwd, L.B.Smith ontwikkelde daarna nog twee prototypes met een verlengde romp voor 13 passagiers, aangeduid als de Tempo l en Tempo ll, welke beiden ook niet in productie werden genomen.

Gelijktijdig met L.B.Smith ontwikkelde Lockheed Aircraft Services de LAS-26. Deze versie werd voorzien van een geheel nieuw ontwikkelde romp. Deze langere en hogere romp kon zes tot negen passagiers meenemen. Net als L.B.Smith werd de mainspar vervangen door een stalen ringsysteem en daar deze divisie een onderdeel was van het Lockheed concern, werden de cockpit, de romp en de ramen van de L-1049G Super Constellation toegepast. Ook van de LAS-26 werd slechts een enkel exemplaar gebouwd welke in midden 1960 gecertificeerd werd. 

N52NM is de enige gebouwde Lockheed Air Services LAS-26, deze versie had en geheel nieuwe langere en hogere romp geschikt voor het vervoer van maximaal negen passagiers.                                                                (archief Wim Zwakhals)

De B-26 Invader Executive van Wold Corperation was net als de On Marksmen voorzien van P&W R.2800 motoren. De aandacht werd door de Wold Corp. vooral gericht op het interieur. De cabine werd aangeduid als "super soundproofed" en was voorzien van een luxe interieur voor acht passagiers in vier dubbele stoelen en een divan. Daarnaast was de cabine uitgerust met een toilet en een bagage compartiment. Eveneens werd de cockpit voorzien van geheel nieuwe avionics.

De Rock Island & Refining Co. in Kansas produceerde de Monarch-26. Deze firma zette deze verbouwing groots op door enkele tientallen B-26 Invaders uit de USAF voorraden op te kopen. De Monarch-26 had een verlengde neus, grote cabineramen, een upgrade cockpit met de nieuwste instrumenten. Om ruimte in de romp te winnen werd een nieuwe wingspar ontwikkeld. Het luxe interieur bood plaats aan zes personen en kende nouveau's als vloerverwarming, toilet en cateringvoorzieningen. Rock Island koos niet voor wingtips maar ontwikkelde brandstoftanks in de vleugels. Echter er werd er maar een van gebouwd en vele van de aangekochte Invaders bleven achter op het fabrieksterrein in Kansas.

Alle luxe conversies kregen te maken met de komst van de nieuwe zakenjets in het midden van de jaren zestig met types als Lear Jet, Sabreliner en Jetstar. De prijs van een luxe verbouwde A-26 Invader bedroeg ongeveer $ 350.000,-, dit tegen een prijs van een nieuwe zakenjet die toen zo'n $ 500.000,- bedroeg.  

Civiel Invader in Europa

Noorwegen

De eerste Douglas Invader ingeschreven in een Europese register was de LN-AER van Wideroes Flyveselskap. Dit was een ex USAF RB-26C Invader 44-35245 (c/n 28524) welke op 13 september 1958 in het Noorse register werd ingeschreven. Deze Invader werd enige jaren gebruikt voor luchtkarterings werkzaamheden en werd in het begin van de jaren zestig buiten gebruik gesteld. Op 15/1/1963 werd de registratie uitgeschreven en kort daarop werd dit toestel gesloopt.

Frankrijk

F-BNTN Douglas RB-26P Invader afkomstig van de Franse Luchtmacht in 1968 in opslag op Creil.               (archief Wim Zwakhals)

In Frankrijk was het bedrijf Societe Cartographie et Travail Aerien Carte op Creil welke in 1966 een vijftal Douglas Invaders van de Franse Luchtmacht aankocht. De toestellen werden in 1956 door de USAF aan de Franse Luchtmacht als B-26C's geleverd en werden na een actieve perioide in Indo-China en Algerije in 1961 omgebouwd tot RB-26P's. Als fotoverkenner bleven deze toestellen bij de Franse Luchtmacht in dienst waarna deze toestellen in 1966 uit dienst werden genomen en werden verkocht aan voornoemd bedrijf, het betrof de 

    42-22615  RB-26P in dienst bij FrAF s/n 364,  wfu 1/1966, SOC 10/2/1966 en ingeschreven als F-BMJQ

    44-34312  RB-26P in dienst bij FrAF s/n 715,  wfu 1/1966, SOC 2/1966 en ingeschreven als F-BMJR

    44-35457  RB-26P in dienst bij FrAF s/n 457,  wfu 2/1966, SOC 17/3/1966 en ingeschren als F-BMKT

    44-39546  RB-26P in dienst bij FrAF s/n 447,  wfu 2/1966, SOC 26/8/1966 en ingeschreven als F-BNTM

    44-35606 RB-26P  in dienst bij FrAF s/n 607,  wfu 2/1966, SOC 19/9/1966 en ingeschreven als  F-BNTN

De RB-26P's F-BMKT en F-BNTM werden direct ingezet bij luchtkarteringswerkzaamheden in Zuid-Afrika en in januari 1967 daar ingeschreven als ZS-ESX resp. ZS-EUT. Begin 1968 keerden beiden toestellen terug op de thuisbasis Creil en ontvingen de registraties F-BLCN resp. G-BLCM.,

De RB-26P F-BMJR werd in juli 1967 aangekocht door de franse wapenhandelaar Pierre Laureys, die het toestel door twee Amerikanen in augustus 1967 via Lissabon naar Port Harcourt in Biafra liet overvliegen. In militaire camouflage kleuren met een haaienbek op de neus werd het toestel ingezet in de oorlog met Nigeria, tot dat het toestel op 2 december 1967 bij een landing op Port Harcourt beschadigd raakte en door gebrek aan onderdelen daar achtergelaten werd. Op 18 mei 1968 namen de Nigerianen Port Harcourt in, waarna een dag later het toestel door de Biafranen werd vernield.

De vier RB-26P Invaders (F-BMJQ, F-BLCM, F-BLCN en F-BNTN) stonden vanaf medio 1968 buitengebruik op Creil en werden in 1970 gesloopt.

West Duitsland

ook in West-Duitsland werden in het begin van de zestiger jaren een drietal Invaders ingezet voor luchtkarteringswerkzaamheden en miniraal onderzoek. In 1962 werden door Walter Rall twee RB-26C's aangekocht van de USAF voor een bedrag van ca. $ 15.000,- stuk. Beide toestellen werden in de VS geschikt gemaakt voor civiel gebruik en daarbij met civiele registraties overgevlogen naar West-Duitsland. De RB-26C 44-35622/N9658C werd daarna ingeschreven als de D-BELE op 4/3/1962 maar bleek na het installeren van alle apperatuur lichter waarna het op 27/6/1962 werd ingeschreven als D-CELE op naam van Prakla Seismos AG en gebruikt werd voor surveywerk in Afrika. Al kort na het in dienst nemen verongelukte het toestel op 22/11/1963 op Cotonou in Dahamey (nu Benin), toen het toestel een doorstart moest maken en daarbij op een hoogte van 1000 meter overtrokken raakte. 

44-35638 RB-26C N7842B  werd ingeschreven als de D-BELI op 6/3/1963 op naam van W.Ball en werd hergeregistreerd als D-CELI op 27/3/1963 op naam van Photogrammetrie Munchen GmbH en werd ingezet bij luchtverkenning en onderzoek naar bodemschatten in het Midden-Oosten.

Als vervanger voor de neergestorte D-CELE werd op 19 september 1964 voor een bedrag van 76.000 DM aangekocht de A-26C N5181V (44-35682) welke eveneens verbouwd werd tot RB-26C en ingeschreven werd als de D-CADU en de taken in Afrika verder voortzette.

Naast het werk in Afrika en Midden-Oosten werden de beide toestellen ook gebruikt door de Bundesluftwaffe in West-Duitsland. De toestellen werden in de zomer van 1964 ingezet bij het WTD61 op Erdning en daarbij voorzien van de nieuwste apperatuur. In juni 1966 werd dit contract beeindigd door de aanschaf van de Luftwaffe van twee Canberra's die deze werkzaamheden overnamen. De RB-26C D-CELI werd daarop op 14 juni 1966 uitgeschreven en kort daarop verschroot, De RB-26C D-CADU werd op 13 mei 1967 voor een bedrag van $ 2100 verkocht aan Trans Peruana in Peru.

D-BACA is een On Mark Marksmen van de Luft-Transport Dienst en is direct herkenbaar aan zijn tiptanks. Hier zien we de Invader tijdens een van de schaarse bezoeken aan Rotterdam                                                                (Wim Zwakhals, Rotterdam, 8 oktober 1971)

De Duitse bouwondernemer Friedrich Stetzler kocht in 1969 de bij On Mark Engineering tot Marksman verbouwde A-26C Invader N516X aan. Dit was een ex USAF RB-26C (44-35938), later verkocht als N4203A, welke nu als D-BACA werd ingeschreven op naam van Luft-Transport Dienst GmbH op Stuttgart. Het toestel werd op 23 /1/1970 ingeschreven maar zou door pech achtervolgd worden. Op 11 augustus 1970,bij een lokale rondvlucht op Stuttgart, raakte het landingsgestel niet uit waardoor een buiklanding gemaakt moest worden. Het toestel werd daarna over de weg naar Bazel vervoerd waar het werd gerepareerd en op 2 juni 1971 weer in gebruik genomen. In de nacht van 22 op 23 februari 1973 was het toestel op weg van Agedir naar Stuttgart. Tijdens de landing op Stuttgart weigerde het rechter landingsgestel uit te gaan en werd besloten uit te wijken naar Zurich waar op twee lagen schuim een buiklanding werd gemaakt. Echter hierbij raakte het toestel van de baan en kwam daarbij in de landingslichten terecht. Het toestel werd bij deze landing zo zwaar beschadigd dat het werd afgeschreven. Ontdaan van alle bruikbare onderdelen werd het daarna geschonken aan de lokale brandweer. Op 5 juli 1973 gingen de restanten op in vlammen.

Dit toestel zorgde, naast de eerder vermelde N300V, voor een tweede bezoek van een als zakenkist uitgeruste Invader aan Rotterdam. Op 8 oktober 1971 kwam de D-BACA langs, met drie passagiers vanuit Stuttgart, werd vooraan het platform geparkeerd tussen de sportvliegtuigen en vertrok aan het einde van de middag wer richting thuisbasis. Een tweede bezoek vond enkele maanden later plaats op 12 juni 1972.

Belgie

In Antwerpen was de Antwerpse Kreeftencentrale gevestigd welke vanuit geheel Europa kreeften importeerde. Daar de transportkosten een belangrijk onderdeel vormden van de prijs per kreeft, werd in 1968 besloten het transport van kreeften uit Europa naar Antwerpen in eigen hand te nemen. Walter Hall had eind 1968 de A-26B On Mark Marksmen conversie N67160 (ex 44-34765) aangekocht waarvoor in december 1968 de registratie D-CAFY werd gereserveerd, maar niet opgenomen. In 1969 kwam de N67160 aan op Antwerpen en met een Amerikaanse bemanning werd gestart met vluchten met kreeften tueen Turkije en Antwerpen en Frankrijk. Eind 1969 werd deze A-26 Marksmen op Antwerpen aan de ketting gelegd wegens het niet betalen van landings- en parkeergelden. Na ruim tien jaar werd dit toestel geschonken aan het Brussels Luchtvaartmuseum waar het nu, teruggebracht tot een A-26B Invader in USAF kleuren, te bezichtigen is.    

N67160 is eveneens een A-26 On Mark Marsmen conversie en was tien jaar lang stilstaand op Antwerpen te zien.           (Wim Zwakhals, Antwerpen,24 juli 1973)

Veel van de voormalige zakenkisten werden in het midden van de jaren tachtig opgekocht door groeperingen die de toestellen weer restaureerden om ze daarna in te zetten in het show circuit.

Drie van deze toestellen waren voor enige tijd in Europa gebaseerd.

44-35710 B-26C werd na zijn militaire carriere bij de USAF ingeschreven als de N7705C en bij On Mark verbouwd tot Marketeer. Begin jaren negentig werd dit toestel gerestaureerd in zijn USAF kleuren en met s/n 44-35710 met de naam "Hard to get". In 1995 werd dit toestel aangekocht door de Historic Invader Association op Schiphol. In 2000 werd de registratie OO-INV voor dit toestel gereserveerd, echter er werd geen Certificate of Airworthiness verkregen waarbij deze registratie op 19/5/2000 weer werd gecancelled en weer werd ingeschreven als N7705C. In 2005 vertrok deze Invader weer richting VS waar het thans is ondergebracht bij het Cavanough Flight Museum in Texas. 

De Scandinavian Historic Flight vloog met de N167B/44-34602 A-26B in USAF kleuren "Sugarland Express". Deze Invader wordt aangeduid als VIP Invader welke te maken heeft met zijn verbouwing als zakenkist. Het toestel werd in de zestiger jaren aangepast als Rock Island Monarch 26 en hoewel in 1987 weer gerestaureerd tot militaire status bleef een deel van het interieur intakt. Tegenwoordig is de Nordic Warbirds in Zweden eigenaar van deze Invader.  

De laatste welke we noemen is een A-26 Invader welke Rotterdam bezocht. Op 12 september 1980 landde de N3710G een A-26C voorzien van USAF kleuren s/n 322612 om een dag later onderdeel te zijn van de vliegshow op Rotterdam ter gelegenheid van het zevende lustrum van de studievereniging 'Leonardo da Vinci". Deze Invader stond sinds mei 1978 gebaseerd op Biggin Hill, eigendom van Euroworld en werd gevlogen door de Cavalier Air Force. Tien dagen na het bezoek aan Rotterdam verongelukte deze A-26C Invader bij de vliegshow op Biggin Hill.

322612/RG-B (N3710G) A-26C Invader tijdens de luchtvaartshow in september 1980 op Rotterdam       (David Booster, Rotterdam, 13 september 1980)

bronnen: Airnieuws archiven, Air Britain, USAAF serials

Wim Zwakhals, oktober 2010