Societa Aerea Mediterranea

De Societa Aerea Mediterranea, kortweg SAM, was een van de oudste luchtvaartmaatschappijen in Italie. De maatschappij werd al in 1928 opgericht en vloog voor de Tweede Wereldoorlog met vooral vliegboten, zoals de Savoia S-55, S-59 en S-66 en Junkers G-24. In 1934 werd SAM samengevoegd met de andere Italiaanse maatschappijen SANA, SISA en Aero Espresso Italiana tot de eerste Italiaanse nationale luchtvaartmaatschappij Ala Littoria. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de maatschappij onder militair gezag geplaatst.  

I-DIMA DC-6B Societa Aerea Mediterranea in de landing op London-Gatwick                                                         (archief Wim Zwakhals)

Na de oorlog werd de luchtvaart in Italie onder toezicht van de geallieerden geplaatst en werden twee luchtvaartmaatschappijen toegestaan, Linee Aerea Italiane (LAI), in nauwe samenspraak met TWA en Alitalia in nauwe samenspraak met BEA.

Pas in 1960 werd de luchtvaart in Italie weer vrijgegeven en op 22 november 1960 werd de Societa Aerea Mediterranea weer opnieuw opgericht met een hoofdkantoor in Rome. Gekozen werd voor een maatschappij die niet aan de IATA gebonden was. Het merendeel van de aandelen van de nieuwe maatschappij (80%) waren in handen van Alitalia en gestart werd dan ook met drie DC-6B toestellen welke werden overgenomen van Alitalia. Voorzien van 82 stoelen werden deze toestellen ingezet op de chartermarkt. De eerste Douglas DC-6B I-DIMA (c/n 44251) werd op 1 april 1961 overgedragen, gevolgd in mei door de I-DIMD (c/n 44419) en I-DIME (c/n 44252). Thuisbasis voor SAM werd Rome-Ciampino. Gestart werd met vluchten op de Europese markt vanuit Rome naar London-Gatwick, Madrid en Kopenhagen. Londen- Gatwick werd daarbij een veel bezochte bestemming want naast Rome werd dit veld ook vanuit Milaan en Turijn aangevlogen. Met uitbreiding van de vluchten op Afrika en het Midden-Oosten werd in december 1961 de vloot verder uitgebreid met de DC-6B I-DIMU (c/n 44888).

Daarnaast besloot Alitalia het binnenlandse lijnennet over te dragen aan SAM, inclusief de door Alitalia op deze diensten gebruikte DC-3 Dakota's. Als eerste werden overgedragen de twee Douglas DC-3 Dakota's I-LORD (c/n 4496) en I-LALO (c/n 19484) welke voorzien van 28 stoelen  vanaf eind 1961 werden ingezet op de lijndienst Venetie en Triest en vanaf 1962 op de dienst Venetie - Florence - Rome. Een jaar later werden de DC-3 Dakota's I-LENE (c/n 4325) en I-LORO (c/n 4297) aan de vloot toegevoegd en werd vanaf november 1962 de Dakota ingezet op de dagelijkse dienst Rome - Reggio di Calabria - Palermo - Trapani - Pantelleria. Daarnaast werd driemaal per week gevlogen vanuit Milaan naar Tarbes.

I-LORD  Douglas DC-3 Dakota in Alitalia kleuren met Societa Aerea Mediterranea opschriften                               (foto via MAP)              

Begin 1962 werden twee Curtiss C-46 Commando´s I-SILA (c/n 30271) en I-SILV (c/n 392) aangeschaft, afkomstig van de Boreas Corporation (ex N1001A en N105E) met payload van 11.000 lb, voor het uitvoeren van vrachtvluchten. De beide toestellen waren bestemd voor de vracht chartermarkt maar vanaf 1 november 1962 werd gestart met het, in opdracht van Alitalia, uitvoeren van de vrachtdiensten Rome - Milaan - Frankfurt en Rome - Tripoli met een frequentie van 3x per week. Deze diensten sloten aan op de vrachtdiensten van Alitalia gevlogen met DC-7CF's vanaf Rome en Milaan naar New York. Daarnaast werd in de winterperiode twee maal per week vluchten uitgevoerd met bloemen tussen Albenga naar Malmo en Stockholm. Ook werden steeds meer auto onderdelen vervoerd in opdracht van Fiat en Maserati.

Het eerste jaar verliep voorspoedig en voor het 1962 seizoen werd de vloot uitgebreid met nog eens twee toestellen afkomstig van Alitalia met de DC-6B's I-DIMO (c/n 44254) en I-DIMP (c/n 44417). Hierop werden alle zes de toestellen ingericht als 86 zitter voorzien van radar onder de naam Super DC-6B. Een nieuw veel aangevlogen bestemming werd Nice, waar de Cote d'Azur steeds populairder werd met name de casino's in Monte Carlo en werden steeds meer scheepsbemanningen gevlogen naar verre bestemmingen als Hong Kong.   

Engeland werd een belangrijke markt en alleen al in 1962 werden 25.000 passagiers vervoerd vanuit Engeland naar de Italiaanse stranden. Rimini werd daarbij een steeds belangrijker aanvliegpunt. Internationaal werden charters uitgevoerd naar Tokyo, Johannesburg en Perth. Daarnaast werden vluchten uitgevoerd met emigranten en vluchten in opdracht van de regering. In 1962 tijdens de Algerije crisis werden vluchtelingen gevlogen vanuit Algiers en Oran naar Bordeaux, Lyon, Toulouse en Ajaccio.

Op 8 mei 1962 kreeg SAM met het eerste vliegtuigongeval te maken toen de nieuwe aanwinst, Douglas DC-6B I-DIMO, tegen de berg Monte Velino vloog in de aanloop van de daling op Rome - Ciampino. Het toestel was op de terugweg na een vrachtcharter naar Khartoum en met de crash verloren de vijf bemanningsleden hun leven. Het verlies van deze DC-6B werd direct opgevangen door de komst van de DC-6B I-DIMI (c/n 44253).

De meeste chartermaatschappijen in 1963 vlogen met Vickers Vikings en Douglas DC-3 Dakota's of DC-4 Skymasters in een hoge bezettingsgraad, dus stoeltjes dicht op elkaar. Reizen met SAM in een DC-6B in een 85 zits uitvoeringen drukcabine was daarmee, voor de langere stukken, een stuk comfertabeler en reisbureaus als Club Mediterranee maakten gebruik van SAM om hun vakantiegangers vanuit Engeland en Duitsland naar de resorts in het zuiden van Europa te vliegen. Daarnaast werden er vanuit Italie gevlogen naar bestemmingen als Praag, Madrid, Las Palmas en Moskou.

In 1964 werd Aero Transporti Italiana (ATI) opgericht om het binnenlandse verkeer verder te ontwikkelen. In juni 1964 werd gestart met een vloot van drie Fokker F-27 Friendships en met de start van deze maatschappij (eveneens een dochter onderneming van Alitalia), werden de lijndiensten van SAM aan ATI overgedragen en werd de DC-3 Dakota vloot eind 1964 uit dienst genomen en eind 1964 /begin 1965 verkocht. Alle toestellen vertrokken richting Afrika waarbij de Dakota's I-LINE en I-LORO verkocht werden aan Ethiopian Airlines (ET-ABQ en ET-ABS), de I-LALO vertrok naar Africair als VP-YKP en de I-LORD terecht kwam bij de Rhodesian Air Force.

De laatste DC-6B welk aan de vloot werd toegevoegd was de DC-6B I-DIMB (c/n 44913). Deze DC-6B werd in de periode 1963 - 1968 gedeeld met de Aeronautica Militare Italiana Reserve. Tijdens de militaire vluchten werd daarbij gevlogen met het serial MM61900.

Naast de Europese vluchten werden ook steeds meer op verre bestemmingen gevlogen met bestemmingen in Australie en Canada. In 1967 werd SAM ingezet bij de opkomende cruise markt in de Middellandse zee. Gestart werd met vluchten voor het Griekse Chandris Lines vanuit Venetie, al snel gevolgd met vluchten in opdracht van Lauro Lines en Lloyd Triestino welke cruises uitvoerden vanuit Genua.  

In 1968 gaf Alitalia te kennen zijn uit 1959/1960 stammende SE-210 Caravelle vloot af te willen stoten met de komst van de nieuw bestelde Douglas DC-9's. In 1968 werden drie SE-210 Caravelles aan de vloot van SAM toegevoegd. Deze voormalige Alitalia Caravelle VI's waren ingericht voor het vervoer van 99 passagiers. Het was de I-DABT (c/n 85) welke op 1 juni 1968 als eerste jet in gebruik werd genomen, gevolgd door de I-DAXA (c/n 35) in juni en I-DABV (c/n146) in september dat jaar. De Se-210 Caravelle 6N I-DAXA werd daarbij maar enkele maanden ingezet en werd in april 1969 vervangen door de SE-210 Caravelle 6N I-DABL (c/n 132). Daarnaast werd de vloot verder uitgebreid met de Se-210 Caravelle I-DABW (c/n 150). Met de komst van de SE-210 Caravelle werden de eerste DC-6'en uit dienst genomen. Besloten werd de vrijkomende DC-6 vloot niet te verkopen. Twee toestellen werden verbouwd tot vrachtmachine als vervanger van de ouder wordende, en onderhouds intensieve Curtiss C-46 Commando vloot. Door de vele uitval van de C-46's werden veel van de Alitalia vrachtvluchten al gevlogen door ingehuurde DC-4'en. In 1968 werden de DC-6B's I-DIMU en I-DIMB uit actieve dienst genomen en door Alenia engineering op Venetie verbouwd tot DC-6A freighter. Na de verbouwing werden de I-DIMU en I-DIMB vanaf oktober 1968 in dienst genomen.

Beide Curtiss C-46 Commando's werden begin 1968 buiten gebruik gesteld en op 17 juli 1968 overgedragen aan Aaxico Sales, een op Miami gebaseerde handelsonderneming die beide toestellen in het Amerikaanse luchtvaartregister inschreef als de N10623 (ex I-SILV) en N10624 (ex I-SILA). Beide toestellen stonden in opslag op Rome en werden eind 1968/ begin 1969 verkocht aan Hank Whartons North American Trading Company die de machines inzette op vrachtvluchten in Afrika.

I-SILA Curtiss C-46A Commando in de kleuren van Societa Aerea Mediterranea                                                             (archief Wim Zwakhals)

De beide DC-6A's werden hierbij niet alleen op de Alitalia vrachtdiensten ingezet, maar konden ook worden ingezet op de lucratieve markt van het vervoer van race paarden. De overige machines, de DC-6B's I-DIMA, I-DIME, I-DIMI en I-DIMP, werden overgedragen aan de Aeronautica Militare Italiana (AMI). Binnen de AMI werden de DC-6B's ingezet voor de lange afstands vluchten en verving daarbij de C-47 Dakota. Deze zessen werden daarbij overgedragen aan de Reparto Volo Stato Maggiore (General Staff Flying Unit), een unit welke vloog vanaf Rome-Ciampino. Ingezet bij de 302 of 306 groep ontvingen de zessen naast hun MM serial de code SM. De DC-6B I-DIMI was de eerste zes die de SAM vloot zou verlaten en werd aan het einde van het zomerseizoen 1968, in augustus 1968, bij de AMI in gebruik genomen als de MM61964 /SM-23. In 1970 gevolgd door de I-DIMP (werd MM61987/ SM-29), I-DIMA (werd MM61965 /SM-5|) en I-DIME (werd MM.../ SM-9). Als passagierskist bleef de DC-6B I-DIMD in dienst en vloog in 1970 en 1971 het programma samen met de Caravelles I-DABL, I-DABT, I-DABV en de I-DABP (c/n 192) welke begin 1970 de vloot kwam versterken.

In september 1972, met de komst van de DC-9 Freighters in dienst bij Alitalia, werden ook de twee DC-6A Freighters uit dienst genomen. Na enkele maanden op Rome-Ciampino in opslag te hebben gestaan werden de beide toestellen in de VS verkocht aan Aaxico Sales als de N4913A (ex I-DIMB) en N4888R (ex I-DIMU). Een maand daarvoor, in augustus 1972, werd ook de laatste passagiers DC-6B I-DIMD bij SAM uit dienst genomen. Ook deze vertrok naar Aaxico Sales als de N4419R.

In april 1972 werd overwogen om de trans-Atlantische markt te betreden. Gesprekken werden gevoerd over het in gebruik nemen van een ex Alitalia DC-8-43 en landingsrechten binnen de Verenigde Staten werden aangevraagd en verkregen. Echter deze plannen werden niet verder uitgevoerd.

Steeds meer werd naast de vaste Caravelles in SAM dienst, beroep gedaan op extra capaciteit bij Alitalia. Zo werd Caravelle I-DABZ (c/n 82) voor enige tijd gebruikt en werden in 1971 en 1972 gebruikt gemaakt van de Caravelle I-DABM welke in Alitalia kleuren bleef vliegen en voorzien werd van een SAM sticker bij de toegangsdeur.  

Het jaar 1972 was het jaar waarbij de meeste Caravelle's in gebruik waren bij SAM en wel een vloot van 8 stuks (I-DABT, DABV, DABL, DABP, DABZ, DABM, DABG en I-DABS). De I-DABW, DABP, DABZ en I-DABS zouden aan het eind van dat jaar naar Alitalia terug keren. Voortgezet werd met het werkpakket waarbij in 1973 657.000 passagiers vervoerd werden.

Societa Aerea Mediterranea was door Alitalia vooral opgezet als een luchtvaartmaatschappij welke geen lid was van de IATA (International Air Transport Association) waar binnen prijsafspraken gemaakt werden voor het vervoer van trajecten. Luchtvaartmaatschappijen die geen lid waren van de IATA behoefden zich niet aan deze afspraken te houden. Onder aanvoering van de Amerikaanse IATA  luchtvaart maatschappijen werd vanaf 1973 een deregulering van deze afspraken ingezet, welke leidden in 1978 tot het geheel schrappen van deze regels tot inzet van minimum prijzen. Het belang van Alitalia, en andere grote luchtvaartmaatschappijen, om een non-IATA carrier als dochteronderneming te hebben, werd daardoor steeds minder van belang. Eind 1974 bestond de SAM Caravelle vloot nog uit de Caravelles I-DABT, DABV, DABL, DABM en I-DABG. Eind 1974 werden de Caravelles I-DABL en I-DABG aan Alitalia overgedragen waardoor de vloot nog maar uit drie toestellen bestond.

Alitalia had inmiddels een nieuw kleurenschema ingevoerd welke geleidelijk voor de gehele vloot werd ingevoerd. Alleen een aantal oudere Caravelles. welke op het punt stonden van afstoten bleven in het oude kleurenschema door vliegen. De laatste geleverde Se-210 Caravelles (in de I-DAX, serie) werden allen van het nieuwe kleurenschema voorzien. Binnen de SAM vloot werden alleen de Caravelles I-DABT en I-DABV voorzien van het nieuwe kleurenschema waarbij niet de volledige maatschappij naam maar alleen de letters "SAM" op de romp werden aangebracht.

I-DABV is een van de Se-210 Caravelle´s welke werd voorzien van de nieuwe Alitalia kleuren met SAM opschriften.

De SAM vloot werd in 1976 terug gebracht tot twee stuks met het vertrek van de I-DABG terug naar Alitalia waardoor alleen met de I-DABT en I-DABV werd doorgevlogen. Begin 1977 werd de Caravelle vloot bij Alitalia uit dienst genomen. Dit betekende ook het einde van Societa Aerea Mediterranea. Van de laatste twee Caravelles werd de I-DABT (welke al vanaf 1968 in dienst van SAM had gevlogen) op Rome buiten gebruik gesteld en werd de I-DABV in februari 1970 verkocht aan SAETA als HC-BDS.   

Societa Aerea Mediterranea op Rotterdam

De zessen van SAM hebben nooit een bezoek gebracht aan de luchthaven. In 1971 werden de vakantievluchten vanaf Rotterdam uitgebreid naar Italie. Het Duitse reisbureau Neckermann besloot ook vanaf Nederland te gaan vliegen en een van de bestemmingen die vanaf Rotterdam werd opgevoerd was Rimini. Deze vluchten werden uitgevoerd door de Se-210 Caravelles van Societa Aerea Mediterranea. De vluchten werden wekelijks uitgevoerd op donderdag met aankomst om 10.15 uur en vertrek om 11.00 uur. Op 3 juni 1971 werd de eerste vlucht uitgevoerd met de Se-210 Caravelle VI I-DABW. De vakantievluchten zouden doorlopen tot 29 juli waarbij naast de I-DABW, de Caravelle's I-DABG, DABL, DABP, DABV en DABW Rotterdam zouden bezoeken.

Deze vakantievluchten naar Rimini werden een jaar later herhaald. Gestart werd in 1972 op 31 mei met de komst van de Caravelle I-DABL, het vakantieprogramma liep dat jaar door tot 10 augustus met de komst van de I-DABG. In 1972 werden de volgende Se-210 Caravelle VI's van SAM op deze vluchten gezien: I-DABG, DABL, DABM, DABT, DABV en DABW allen in het kleurenschema zoals weergegeven wordt op de kleurenplaat.

In 1974 was SAM voor het laatst op Rotterdam te zien. Op 20 november 1974 kwam de Se-210 Caravelle I-DABL op Rotterdam aan met supporters voor de voetbalwedstrijd Nederland - Italie die die avond in de Kuip gespeeld zou worden. Negen dagen later, op 29 november 1974 bracht de Se-210 I-DABG het laatste bezoek van de Societa Aerea Mediterranea aan Rotterdam.

I-DABT Se-210 Caravelle 6N Societa Aerea Mediterranea in de oude Alitalia kleurenschema.     (archief Frank de Koster, 1971, Rotterdam)

Societa Aerea Mediterrannea vlootlijst        

I-DIMB  DC-6A Societa Aerea Mediterranea geparkeerd op Rome-Ciampinio in afwachting vertrek naar de VS                                                                                                                                (Danny Zwakhals, Rome- Ciampino, 25 juli 1972)

ron: Air Pictorial, Flypast, Airniews archieven

Wim Zwakhals, augustus 2015