Trans-Union

Trans-Union SA werd als luchtvaartmaatschappij in 1966 opgericht als onderdeel van de Societe Heli-Union. Van Air France werd dat jaar het contract overgenomen voor het verzorgen van de dagelijkse (nachtelijke) krantenvluchten van Parijs naar Marseille en Toulouse. De eerste machine die voor de ze taak in dienst werd genomen was de DC-6B F-BNUZ, een van Japan Air Lines (ex JA6209 c/n 45172) overgenomen kist, die op 23 september van dat jaar werd afgeleverd. Als thuisbasis werd gekozen voor Parijs- Le Bourget.

Voor nog geen jaar was deze DC-4 F-BBDH in gebruik bij Trans-Union, hier zien we het toestel tijdens een vrachtcharter op London-Gatwick    (Nico Terlouw, London- Gatwick, februari 1967)

Naast de krantenvluchten werden de activiteiten direct verder verbreed naar passagiers- en vrachtcharters en de vloot werd nog in 1966 verder uitgebreid met een DC-4 F-BBDH en een tweede DC-6B de F-BOEV. De DC-4 F-BBDH (c/n 42940) was een combi passagiers/vrachtkist afkomstig van Air France. Dit toestel werd van 1962 tot 1964 nog verhuurd aan Airnautic, waarna het toestel door Air France hoofdzakelijk op de krantenvluchten werd ingezet. De tweede DC-6B F-BOEV (c/n 45077) was afkomstig van Ansett-Ana en werd op 26 november 1966 in Ansett kleuren met de registratie VH-INT afgeleverd en op 13 december 1966 in het Franse register ingeschreven. In de winterperiode 1966/1967 kregen beide toestellen een groot onderhoud en werden daarbij voorzien van de nieuwe kleuren (blauwe band en staart) van Trans-Union.

In 1967 werden nog enkele nachtelijke krantenvluchten van Air France overgenomen dit mede daar Air France geleidelijk zijn DC-4 vloot aan het afstoten was. Beide DC-6'en van Trans-Union waren passagierskisten niet voorzien van een vrachtdeur. Voor het vervoeren van de kranten 's nachts geen probleem en overdag konden de toestellen ingezet worden voor passagiersvluchten.

De DC-4 die wel van een vrachtdeur was voorzien, bleef maar een krap jaar in dienst en werd in augustus 1967 verkocht in Afrika (Air Madagascar 5R-MCM). Als vervanger werd een derde (passagiers) DC-6B aangekocht, dit was de TU-TCF van Air Afrique (c/n 45478) welke in november 1967 ingeschreven werd als F-BOEX. Doordat geen van de kisten van een vrachtdeur voorzien was, werden er naast de krantenvluchten alleen passagiersvluchten uitgevoerd. Echter de vraag naar vrachtcharters bleven komen en begin 1969 kwam een ruil tot stand met BIAS waarbij de DC-6B F-BOEX geruild werd met de DC-6A OO-ABE (c/n 44915). De DC-6B F-BOEX ontving bij BIAS de registratie OO-HEX en de DC-6A OO-ABE werd in maart 1969 ingeschreven als de F-BRID. De nachtelijke krantenvluchten zorgden voor een vast inkomen, de toestellen stonden overdag en in het weekend beschikbaar voor zowel passagiers- als vrachtcharters. Trans-Union werd daarbij vooral gebruikt voor dagvluchten vanuit Parijs, van studenten naar verschillende hoofdsteden als het vervoeren van rugbyfans bij het spelen van interlands in Engeland, Wales en Schotland. Ook werden steeds meer vakantievluchten gevlogen o.a van Parijs naar Rimini. Rimini was in het eind van de jaren zestig vaak de start om Griekenland per boot te bezoeken.    

F-BOEV DC-6B Trans-Union tijdens zijn eeste bezoek aan Rotterdam op 20 april 1968.                                                       (David Booster, Rotterdam, 20 april 1968)                                                

In 1969 werden enkele contracten verkregen voor het uitvoeren van passagiers charters en vakantievluchten waarbij Trans-Union het jettijdperk betrad. Op 30 april 1969 werd in de kleuren van Trans-Union afgeleverd de F-BRIM, een Se-210 Caravelle lll (c/n 190) gehuurd van de fabriek Sud Aviation, in maart 1970 gevolgd door een tweede exemplaar F-BRUJ (c/n 209), eveneens gehuurd van de fabriek.

Beide SE-210 Caravelle's zaten niet volop in het werk en werden nogal eens voor enkele maanden verhuurd aan andere maatschappijen zoals Tunis Air en Air Mali. Dit leverde niet de verdiensten op waarop men had gerekend en in september 1971 werd besloten om de alle vliegactiviteiten te beëindigen. Het gehele krantencontract en de daarbij behorende kisten (de drie zessen F-BNUZ, F-BOEV en F-BRID) werd overgenomen door Europe Aero Services en de twee Se-210 Caravelles werden aan de fabriek geretourneerd. Begin 1972 werd nog bezien of Trans-Union kon worden overgenomen of op een andere manier konden worden opgestart, echter deze plannen gingen niet door.

Een laatste poging om Trans-Union leven in te blazen werd uitgevoerd in 1974. Een aantal contracten voor het uitvoeren van vakantiecharters werden opgesteld en met Sterling Airways werd de huur van een Se-210 Caravelle 12 (OY-SAA c/n 270) overeengekomen. De Caravelle OY-SAA werd op 19 april 1974 voorzien van Trans-Union opschriften overhandigd en zou tot in september 1974 in gebruik zijn. Echter dit was het laatste toestel welke met Trans-Union opschriften zou rondvliegen. In september 1974 werden alle activiteiten gestaakt.     

De Se-210 Caravelle 12 OY-SAA werd geleend van Stering Airways voor het zomerseizoen 1974.                                                    (David Booster)

Trans-Union op Rotterdam

Het eerste bezoek van Trans-Union aan Zestienhoven stamt van 20 april 1968 toen de DC-6B F-BOEV met een groep passagiers om 8.41 uur vanuit Parijs-Le Bourget binnenkwam. Het toestel bleef de gehele dag en de daarop volgende nacht geparkeerd op het Rotterdamse beton staan om de volgende dag om 8.54 uur naar Schiphol te vertrekken waar de passagiers weer werden opgepikt voor de retourvlucht naar Parijs.

In 1969 werden in het voorjaar een groot aantal tweedaagse reizen voor studenten vanuit Parijs naar Nederland georganiseerd. Deze vluchten werden uitgevoerd door de DC-6'en van Trans-Union en Aeromaritime. De aankomst op de eerste dag vond meestal plaats rond 9 uur 's ochtends waarna een dag later rond zeven uur 's avonds weer terug gevlogen werd naar Parijs. Deze vluchten werden gevlogen van en naar Le Bourget. Door Trans-Union werden in de periode 30 maart t/m 3 mei in totaal zeven vluchten uitgevoerd door de F-BRID, F-BNUZ en F-BOEV. Ook in het eind van dat jaar zouden de F-BOEV en F-BNUZ op respectievelijk 4 en 5 september nog een dagcharter vanaf Parijs-Le Bourget maken. Negen maal Trans-Union dus dat jaar met een gelijke verdeling over de drie genoemde kisten. Een jaar later was het de Se-210 Caravelle F-BRUJ die op 28 april 1970 langskwam voor een eenmalig bezoek aan het veld. Komende vanaf de thuisbasis Le Bourget landde deze Caravelle om 8.35 uur op Zestienhoven en vertrok om 19.35 uur weer richting Parijs.

Het laatste bezoek van Trans-Union aan Rotterdam stamt van 3 juli 1971 toen de DC-6B F-BOEV vanuit Orly aankwam en na een nachtstop de volgende dag weer richting Parijs-Le Bourget vertrok.    

F-BRID DC-6A/B Trans-Union was voorzien van een vrachtdeur maar was in de passagiersuitvoering op bezoek op Rotterdam. (David Booster, Rotterdam, april 1969)

Vlootlijst Trans-Union

F-BRUJ Se-210 Caravelle lll van Trans-Union tijdens zijn eenmalige bezoek aan Rotterdam.      (archief Frank de Koster, Rotterdam, 28 april 1970)


bronnen: archief Airnieuws, Flight International, Aviation Letter


Wim Zwakhals, januari 2011