De Silver Line Argonaut

Illegale handel in wapens halen altijd de voorpagina's van alle kranten. Zestienhoven kwam in oktober 1966 op de voorpagina's door het bezoek van de Silver Line Argonaut.
Volgens afspraken van de ICAO moeten luchtvaartuigen zijn ingeschreven in een nationaal luchtvaartregister. De kenmerken die men bij een inschrijving krijgt toegewezen moeten op het betreffende luchtvaartwerktuig zijn aangebracht. Duidelijke internationale spelregels, maar in een tijd dat de internationale informatie per telex verstuurd werd en het natrekken van een correctheid van informatie uren of soms zelfs enige dagen kon duren, maakten in het begin en midden van de jaren zestig enige "slimme" jongens gebruik van het illegaal vliegen met het op het vliegtuig zelf aangebrachte kentekens.
' I-ACOA'  DC-4M Argonaut  bij zijn vertrek vanaf Zestienhoven                                             (Nico Terlouw, Zestienhoven, 9 oktober 1966)
In die tijd werden een aantal landen in Afrika onafhankelijk. Dit leidde tot het oplaaien van de strijd tussen eeuwenoude stammen. Na de Tweede Wereldoorlog lagen er nog grote partijen wapens in opslag en door de aanschaf van tweedehands propliners konden deze wapens naar hun bestemming gebracht worden. In een aantal gevallen werd daarbij illegaal gevlogen met door in opdracht van de eigenaar of door de vlieger op het vliegtuig zelf aangebrachte kenmerken. Als exportland werd Nederland hierbij een aantal keren aangedaan. het enige toestel dat drie illegale registraties heeft gevoerd en daarbij Beek, Schiphol en Zestienhoven heeft aangedaan, was een DC-4M Argonaut (een DC-4 voorzien van Rolls Royce Merlin motoren)
Deze Canadair DC-4M Argonaut met c/n 137 werd gebouwd voor Trans Canada Airlines en op 27 februari 1948 afgeleverd als de CF-TFM met vluchtnummer 213. Na zijn diensttijd in Canada werd deze DC-4M (in Canada aangeduid als de North Star, maar in Europa beter bekend onder zijn Engelse aanduiding Argonaut) op 1 juli 1961 met een huurkoop overeenkomst aangekocht door Overseas Airlines, waarbij de CF-TFM op 3 juli 1961 op London-Gatwick werd afgeleverd. Na het faillisement van Overseas werd deze DC-4M, nog steeds voorzien van zijn Canadese registratie CF-TFM, op 21 opktober 1961 voor opslag naar Coventry-Baginton overgevlogen. Hier stond het toestel in opslag totdat op 22 november 1963 deze DC-4M, onder zijn inmiddels uitgeschreven Canadese registratie, werd overgevlogen naar Newcastle-Woolsington. De nieuwe eigenaar, ene Mr. D.Woolly, wilde deze propliner gereed maken voor aflevering naar Liberia. Het toestel bleef echter op Newcastle aan de grond staan waarbij, nadat de rekeningen niet betaald werden, de kist door de luchtvaart autoriteiten in beslag werd genomen.
Het toestel werd daarop per openbare verkoping te koop aangeboden en op 1 oktober 1964 voor een bedrag van 1300 engelse pond verkocht. Op 3 februari 1965 werd de illegale registratie "HP-925" met de hand geschilderd aangebracht, waarop de Argonaut op 9 februari vertrok met bestemming Kongo. Maar in werkelijkheid werd het toestel overgevlogen naar het vliegveld Beek, na een klein onderhoud vertrok het toestel de volgende dag, op 10 februari 1965, naar Schiphol. Hier werd de DC-4M Argonaut direct door de luchtvaart autoriteiten aan de ketting gelegd daar men te horen had gekregen dat het toestel zou worden gebruikt door de piloot Lucien H.Pickett voor een illegale wapenvlucht naar Algerije.
In oktober 1965 meldde de Zwits/Amerikaanse zakenman Heinrich Heuer zich bij de Nederlandse luchtvaart autoriteiten met de mededeling dat hij het vliegtuig had aangekocht om een luchtvaartmaatschappij, genaamd Burundi Airways, in de gelijknamige Afrikaanse staat te beginnen. Dit verzoek werd bevestigd door de ambassade van Burundi in Parijs die Nederland verzocht het toestel vrij te geven daar het gebruikt zou gaan worden door de koning van het land. In november 1965 kreeg de DC-4M onderhoud bij Moorman Maintenance en werd de registratie "BR-HBP" op het toestel aangebracht. Wederom, maar dit keer in samenspraak met de ambassade van Burundi in Parijs, een opgestelde illegale registratie. Door Heinrich Heuer werd de Duits-Amerikaanse piloot Henry "Hank" Warton ingeschakeld om het toestel over te vliegen. Deze meldde zich op 19 december 1965 aan de toren op Schiphol dat hij een testvlucht met het toestel wilde uitvoeren waarop hij eenmaal in de lucht beland, meldde koers te zetten naar Frankfurt, daar nooit aankwam en uiteindelijk landde op het minder bekende vliegveld van Albenga (in de buurt van Genua) in Italie. Met het plotselinge vertrek liet Warton een schuld achter van zesduizend gulden aan landings- en parkeerrechten op Schiphol. Enkele dagen na zijn vertrek kwam Hank Warton per lijndienst vanuit Geneve terug op Schiphol en betaalde zijn openstaande schuld aan de luchthaven in cash.
Van het toestel werd na zijn vertrek van Schiphol niets meer vernomen, totdat de machine negen maanden later op 8 oktober 1966 om 12.20 uur, onder wat later bleek de illegale registratie "I-ACOA", op Zestienhoven landde komende van Albenga en hierbij de maatschappijnaam Silver Line opgaf. Ook bij het vertrek van Albenga paste Hank Warton dezelfde truc toe om aan de luchtvaartautoriteiten kenbaar te maken na maanden van stilstand een tetst vlucht te willen uitvoeren waarbij het toestel eveneens verdween. De Argonaut werd vanaf Albenga  overgevlogen naar Nice waar getankt werd, waarna koer gezet werd naar Rotterdam.

Pas op het platform aangekomen werden de doeken van de vrachtwagens gehaald en konden de kisten met munitie door de smalle passagiersdeur ingeladen worden.                                                                                    (Nico Terlouw, Zestienhoven, 9 oktober 1966).
Na aankomst op Rotterdam werd door de havendienst onmiddellijk een check uitgevoerd naar het bestaan van deze maatschappij in de ter beschikking staande Interavia ABC 1966, een gids waarin in die tijd de bijzonderheden van alle luchtvaartmaatschappijen te vinden waren, maar waarin de naam Silver Line niet voorkwamen werden extra alert toen piloot/eigenaar Hank Warton er geen geheim van maakte dat hij een vracht wapens kwam ophalen. Diezelfde avond om 23.39 uur kwam daarop de Piper Pa-27 Aztec HB-LDG vanuit Geneve op Zestienhoven aan met vier mensen aan boord waaronder zeker de wapenhandelaar Paul Favier. Deze toonde de volgende dag de correcte papieren voor de landing, een partij (7000 kg) opgeknapte wapens uit de voormalige Britse Tweede Wereldoorlog opslagdepots, bestaande uit 960 Lancaster machinegeweren en 2060 magazijn munitie. De luchtvaartautoriteiten konden hierop niets anders doen dan deze lading toe te staan. Het laden van het toestel begon de volgende ochtend, geen gemakkelijke klus daar de Argonaut als passagierskist niet voorzien was van een vrachtdeur, waarbij alle kisten door de passagiersdeur geladen moesten worden. Er ontstond echter wel enige paniek toen een van de kisten bij het laden van de vorkheftruck viel waarop de wapens op het platform vielen. Toen de DC-4M Argonaut geladen was, vertrok de Piper Pa-27 Aztec HB-LDG om 11.03 uur weer met hetzelfde gezelschap richting Geneve, waarop Warton een vliegplan indiende met bestemming Birmingham.
Om even over drie startte de bemanning, bestaande uit Hank Warton en co-piloot Orvis M.Nelson, flight engineer Eliot Vought en loadmaster Pasquale Lavent, de vier motoren van de DC-4M Argonaut waarop de "I-ACOA" op 9 oktober 1966 om 15.16 uur Zestienhoven richting Birmingham verliet. Om 15.56 uur meldde de piloot van de "I-ACOA" zich bij Birmingham Air Trafic Control met de mededeling dat hij in opdracht van de ladingeigenaar het vluchtplan wijzigde met bestemming Palma. Vroeg in de avond kwam men aan op Palma, werd snel voorzien van brandstof, waarna koers werd gezet over de Sahara naar Hassi Messaoud, een Algerijnse oliewinplaats in het zuiden van de Sahara. Hier werd geland, getankt en de nacht doorgebracht. Warton en zijn co-piloot hadden afgesproken samen de vlucht uit te voeren. Aangezien Hank Warton de gehele eerste dag had gevlogen, was het Orvis Nelson die om 7.44 uur 's ochtends de stuurknuppel ter hand nam voor vertrek van Hassi Messaoud richting Fort Lamy in Chaad. Door waarschijnlijk een navigatiefout van Nelson werd Fort Lamy gemist. Hoewel Warton daarna de stuurknuppel overnam werd geen vliegveld meer gevonden en na het opraken van de brandstof, met het gevolg het stoppen van twee motoren, werd door Warton een noodlanding uitgevoerd. Uiteindelijk werd op 11 oktober 1966 geland in een droge rivierbedding in het noorden van Kameroen, zo'n 400 km ten zuiden van Fort Lamy. Bij de landing brak de romp van de oude Argonaut op vier plaatsen, waardoor de lading wapens op de rivieroever kwamen te liggen.
De Canadair DC-4M North Star werd op Newcastle voorzien van de hand geschilderde registratie "HP-925"               (archief Wim Zwakhals)
Hank Warton en zijn bemanning werden gewond gevangen genomen. Hierbij kwam aan het licht dat de wapens uiteindelijk bestemd waren voor de centrale regering van de deelstaat Biafra, een onderdeel van de Nigeriaanse federatie. Deze eerste wapenzending zou uiteindelijk leidden tot het Biafra -  Nigeria conflict. De vliegtuig crash met de daarbij ontdekking van de lading wapens leidde destijds tot grote krantenkoppen in Nederland maar vooral in de Engelse kranten.
En Hank Warton en zijn bemanning ?  Zij werden op 6 januari 1967 veroordeeld tot een maand gevangenisstraf en na het betalen van een boete van 300 engelse pond onmiddellijk vrijgelaten.
Bronnen: Airnieuws archieven, Air Britain DC-4, Airlift and Airwar in Biafra en Nigeria.
Wim Zwakhals, februari 2007.