Beech 50 Twin Bonanza
Beech Aircraft Corperation was een familiebedrijf en bij het beeindigen van de Tweede Wereldoorlog moest snel overgeschakeld worden van de gestopte militaire productie op een nieuwe markt, de zakenluchtvaart en prive vliegers. De Beech 18 werd ontworpen voor de zakenluchtvaart en om aan de vraag naar een "familievliegtuig" te voldoen werd de vierpersoons Beech 35 Bonanza ontworpen. Na deze eenmotorige Beech 35 Bonanza ontwierp Beech de D50 Twin Bonanza, een zespersoons laagdekker voorzien van twee motoren. Het toestel was bestemd voor de zakenmarkt en was ter opvulling van het gat tussen de Beech 35 en de veel grotere Beech 18.
HB-GAF is een Beech C50 Twin Bonanza en met bouwjaar 1955 behoorde tot de eerste series gebouwde toestel en werd daarbij uitgerust met een tweebladige houten propeller. (Wim Zwakhals. Althenrhein, 18 augustus 1991)
Voor het ontwerp en de productie werden veel mallen van de Beech 35 Bonanza gebruikt. Het basis ontwerp bestond uit een verbreding van de romp van de Beech 35 Bonanza ( van twee naar drie stoelen) voorzien van twee motoren en een aangepaste staart. Het eerste prototype. de N3992N (c/n H-10), maakte daarbij op 15 november 1949 zijn eerste vlucht. Twee toestellen werden door de fabriek gebruikt voor evaluatie en na het verkrijgen van het type certificaat in 1951 werd de productielijn bij Beechcraft op Wichita, Kansas opgestart en werden de toestellen vanaf eind 1951 op de markt gebracht als de Beech Model 50 Twin Bonanza. Dit eerste model was voorzien van twee 260 pk sterke Lycoming GO-435 motoren met een tweebladige houten prop. Het toestel was voorzien van zes zitplaatsen, twee rijen van drie. Het nieuwe model trok direct de aandacht van de US.Army welke direct vier exemplaren bestelde en in gebruik nam als de L-23A.
Een jaar later in 1952 werden een aantal aanpassingen gedaan waarbij een extra raam in de romp werd aangebracht en het toestel een hoger startgewicht kreeg. Dit model werd aangeduid als de Beech B50 Twin Bonanza en werd in 1953 gevolgd door de Beech C50 waarbij nu twee sterkere 275 pk Lycoming GO-480-F1A6 motoren werden toegepast In 1956 werd de Beech D50 op de markt gebracht welke werd voorzien van twee 295 Lycoming GO-480-G2C6 motoren met een driebladige metalen prop. Met dit model richtte Beech zich op de zakenmarkt waarbij verschillende versies beschikbaar waren zoals verbeterd bagagecompartiment en passagierstrapje (D50B), drie stoelen achter elkaar, verbeterde airconditioning met bagageruimte (D50C), 295 pk sterke Lycoming GO-480 motoren met puntiger neus (D50C) en de versie waarbij in de romp een extra raam werd aangebracht, de D50E. Vanaf 1957 werden de Lycoming zes-cilinder motoren voorzien van een supercharger. Hierbij werd een compressor gebruikt om lucht onder druk in de cilinders te persen. De motoren leverden hierbij veel meer pk's. In 1957 werden hierbij met Model D50 en D50A voorzien van 340 pk Lycoming GSO-480 motoren welke hierbij de nieuwe aanduiding Beech E50 en F50 kregen. In 1958 werd het model D50B met deze motoren op de markt gebracht als de Beech G50 Twin Bonanza, gevolgd in 1959 door de D50C als Model H50 en in 1960 door de D50E nu als Beech Model J50. Al deze versies werden in bescheiden aantallen gebouwd.
D-INLH Beech D50C Twin Bonanza toont duidelijk de veranderingen t.o.v. de C versie. Het toestel is voor van een driebladige propellor en heeft een deur met trap. (Nico Terlouw, Zestienhoven, 1961)
De volgende versies van de Beech 50 Twin Bonanza werden gebouwd
F-BJRE Beech D.50E Twin Bonanza van Cipra, de versie met het extra raam in de romp.
Militair gebruik
De US.Army was in 1951 op zoek naar een communicatie toestel en in 1951 werden vier Beech 50 Twin Bonanza´s direct van de productielijn aangekocht en naar Fort Sill, Oklahoma gestuurd voor het uittesten van dit nieuwe type.Hier werden de toestellen in gebruik genomen onder de aanduiding YL-23. De YL-23 was op dat moment het zwaarste toestel welk in gebruik werd genomen bij de US.Army. De succesvolle evaluatie van dit type leidde in 1952 tot een bestelling van 55 L-23A´s (Beech B50) welke in dienst werden genomen bij zowel de US.Army units in de Verenigde Staten als Europa. Het eerste exemplaar werd hierbij aan de US.Army afgeleverd in februari 1953, het laatste exemplaar in april 1954. Kort daarna volgde een tweede bestelling voor 40 L-23B's welke verschilde van de L-23A door het toepassen van een metalen prop.
In 1955 werd een Beech C50 (s/n 55-3465) in gebruik genomen en uitgetest als XL-23C. Hierbij werd echter niet tot bestelling overgegaan. Wel werd tot een bestelling overgegaan van de Beech E50 waarvan er 85 stuks besteld werden vanaf november 1956 afgeleverd als de L-23D Seminole. Een jaar later werden wel zes Beech D50A's in gebruik genomen als L-23E. Aanvullend op de bestelling van de nieuwe L-23D's werden alle overgebleven L-23A's en L-23B's (in totaal 93 stuks) terug naar de fabriek gestuurd om eveneens aangepast te worden tot L-23D standaard. Deze toestellen werden als nieuw weer opgebouwd en ontvingen daarbij nieuwe constructienummers en nieuwe serials. In 1958 werden acht RL-23D´s in gebruik genomen. Deze werden uitgerust in het programma tot de ontwikkeling van de SLAR (sideways looking airborne radar). Deze toestellen waren voorzien van een radarneus en een lange container onder de romp waarin de radar kon worden aangebracht.
In 1962 werd het aanduidingssysteem bij de USAF en US.Army en Navy gewijzigd en werden de overgebleven L-23D´s, RL-23D´s en L-23E´s aangeduid als de U-8D, RU-8D en U-8E. Gelijkertijd werd ook een nieuw kleurenschema ingevoerd. De eerste geleverde toestellen aan de US.Army waren voorzien van een olijf groen kleurenschema met witte belettering, Het nieuwe kleurenschema bestond uit een witte bovenkant, groene onderkant en in een groene band in de staart in geel aangebracht het serial nummer.
De 57-6040 was oorspronkelijk een L-23A en werd na 1953 verbouwd tot L-23D. Het toestel is hier nog voorzien in het olijf groene kleurenschema met witte opschriften zoals de toestellen in eerste instantie aan de US.Army werden afgeleverd. (London-Gatwick, 1962)
Naast de US.Army werd de Beech 50 Twin Bonanza ingezet bij verschillende andere luchtmachten waaronder in Europa bij de Zwitserse Luchtmacht welke van 1957 tot 1989 drie toestellen in dienst had als communicatietoestel van het type Beech E50 (serials A-711 t/m A-713).
De eerste Beech 50 Twin Bonanza vloog op 15 november 1949. Het model is tussen 1951 en 1963 in productie geweest. In totaal rolden er 975 exemplaren van de band. Vanaf 1960 werd de Twin Bonanza opgevolgd door de nieuwere Beech Queen Air bestemd voor de zakenmarkt.
Technische gegevens van de Beech D.50 Twin Bonanza
Lengte 9,61 m
Hoogte 3.51 m
Spanwijdte 13.78 m
Vleugel oppervlak 25,7 m2
Leeg gewicht 2268 kg
Max t/o gewicht 3175 kg
Max snelheid 214 mph, 344 km/h
Kruissnelheid 203 mph, 327 km/h
Bereik 864 miles, 1600 km
Plafond 25.000 ft, 7620 m
Beech 50 Twin Bonanza op Rotterdam
D-IDNL Beech D50C Twin Bonanza DNL op Zestienhoven. (Nico Terlouw, Rotterdam, 1961)
Het eerste bezoek van een Beech 50 Twin Bonanza was tijdens de Europese Rondvlucht in 1959 waarbij op 17 juni een van de Duitse deelnemers vloog met de D-IDUM een Beech C50 Twin Bonanza. In tegenstelling tot Engeland waar geen enkele Twin Bonanza werd ingeschreven, was dit vliegtuigtype eind jaren vijftig en begin jaren zestig in West Duitsland wel actief als zakentoestel en werd daarbij ook ingezet op lijndiensten naar de Duitse Wadden eilanden zoals deze gevlogen werden door de Deutsche Nah-Luftverkehr GmbH (DNL). Twee toestellen van DNL brachten in 1961 een bezoek aan Zestienhoven. Dit waren de D-IDNL (c/n DH-263) en D-INLH (c/n DH-296), beiden van het type D50C, waarbij de D-IDNL een klein DNL logo in de staart droeg en de D-INLH naast dit embleem voorzien was van Nahulft opschrift op de romp. De Beech D50C D-INLH stortte een jaar later, op 7 juli 1962, neer nabij Riesenbeck na vertrokken te zijn vanaf Sylt. Verder bekende bezoeken van de Twin Bonanza aan Rotterdam zijn de komst op 14 maart 1966 van de D-IFTW, een Beech H50 Twin Bonanza en op 3 april 1968 het bezoek van de D-INAS een Beech J50 Twin Bonanza vliegend voor Sudwest Flug. Een jaar later vloog de Beech H50 HB-GAY op 2 juni 1969 een retour Neuchatel. Op 29 juni 1970 kwam de D-INES, een Beech J50 Twin Bonanza van Travelair langs en het eerste bezoek van een Frans exemplaar vond plaats op 26 januari 1971 met de komst van de F-BKBN een Beech D50E van Societe La Grande.
De 57-6092 was een van de eerste US.Army L-23D/U-8D Seminoles welke op Rotterdam te zien was. (Nico Terlouw, Zestienhoven, 1962)
Veel beter kennen we op Rotterdam de komst van de Beech Twin Bonanza in dienst bij de US.Army hierbij aangeduid als de L-23D (later U-8D) Seminole in dienst bij de 7th Army HQ op Heidelberg en bij het 7th Army Communications Command op Coleman. Vooral vanaf Heidelberg werden deze toestellen binnen Europa ingezet. Rotterdam was hierbij een van de plaatsen welke met enige regelmaat werd aangedaan.
In de jaren zestig en begin jaren zeventig werden zo op Rotterdam de volgende US.Army L-23D/U-8D Seminoles gezien
1961-1963 63716, 76092, 83064
1964 76094, 79040
1965 63716
1967 83067, 83070
1968 63716
1969 63718, 73087, 0-76068
1970 73086, 0-83063
1971 0-73086, 0-73043, 83064
1972 0-63716, 0-73086, 0-83064
1973 0-63969, 0-73086, 76068, 0-83063
De laatste Twin Bonanza welke een bezoek bracht aan Rotterdam was de I-OGAM, een Beech F50 welke op 23 augustus 1976 te zien was.
I-OGEM is een Beech F50 Twin Bonanza, dit model is eveneens uitgevoerd met een puntiger neus. (David Booster, Rotterdam, 23 augustus 1976)
bronnen: archieven Airnieuws,US Military Aircraft serials, Airlife´s General Aviation
Wim Zwakhals: september 2019