Grumman TBM Avenger
Een van de opmerkelijke verschijningen op het warbird front is de Grumman TBM Avenger, we blikken terug op de geschiedenis van dit toestel, een type dat ook in Nederland bij onze marine actief is geweest.
Bu85886/ N9986Z is een van de gerestaureerde TBM-3E Avengers welke in US.Navy kleuren meevliegt bij de CAF meetings (David Booster, Harlingen. oktober 1984)
Toen Grumman op 8 april 1940 van de US.Navy de opdracht kreeg om twee prototypes te bouwen voor een torpedo bommenwerper, aangeduid als de XTBF-1, had deze vliegtuigbouwer nog totaal geen ervaring met het ontwerp en de bouw van dit type vliegtuigen. Echter Grumman had inmiddels een jarenlange ervaring met de bouw van vliegtuigen voor vliegkampschepen en was inmiddels de grootste huisleverancier voor de US.Navy. Grumman zette het ontwerp voor de TBF dan ook op vanuit het gewenste programma van eisen. Zo werd gekozen voor het principe van de opklapbare vleugel, een concept dat ontwikkeld werd bij de FM-2 Wildcat. Daarnaast een grote ruimte voor wapenopslag aan de onderzijde van de romp, welke geopend werd door twee lange deuren voldoende voor het meenemen en afvuren van de 2000 lb torpedo. De lange romp werd weer gebruikt voor het aanbrengen van een langwerpige cockpitkap met aan het eind een dorsal turret (een rond draaiende geschutskoepel) bestemd voor de verdediging van de kist. De bemanning bestond daarbij uit drie man: vlieger, bomrichter en schutter. Als motor werd gekozen voor een Wright R-2600-8 stermotor van 1700 pk. Beide prototypes ontvingen de US.Navy serials Bu2539 en Bu2540.
Nadat het eerste ontwerp voor dit toestel gereed was, ging de US.Navy in december 1940 al over tot de bestelling van 286 stuks. Het eerste prototype van de XTBF-1 maakte daarna op 7 augustus 1941 zijn eerste vlucht. In december dat jaar werd het nieuwe toestel door de US.Navy goedgekeurd waarna vanaf januari 1942 de eerste toestellen als de Grumman TBF Avenger aan de US.Navy afgeleverd. Deze eerste toestellen werden afgeleverd op Norfolk Naval Air Station welke in mei 1942 de eerste zes Avengers overvloog naar Hawai. Deze toestellen waren bestemd voor de USS Hornet, echter deze carrier was op dat moment op zee. Op 1 juni 1942 werden deze zes toestellen vanaf Pearl Harbour over de Pacific naar Midway gevlogen. Enkele dagen later, op 4 juni, raakten alle toestellen betrokken bij de Slag om Midway waarbij vijf van de zes Avengers verloren gingen. Geen denderende start voor de Avenger, echter in het verder verloop van de oorlog zou deze Avenger de standaard bommenwerper van de US.Navy worden.
De US.Navy raakte in de oorlogsjaren vertrouwd met deze torpedo bommenwerper welke voorzien kon worden of van een Bliss-Leavitt Mark 13 torpedo, of een enkele 2000 pd (907 kg) bom of van vier 500 pd (227 k) bommen en bestelde dus meer Avengers. Om aan deze productievraag te kunnen voldoen werd aan General Motors Corporation gevraagd een tweede productielijn op te zetten. Deze werd gestart vanuit de GM Eastern Aircraft division, waar reeds de Grumman F4F werd gebouwd. Het eerste contract werd op 23 maart 1942 getekend waarbij in november 1942 de eerste toestellen van de productieband liepen, deze toestellen werden aangeduid als de TBM-1. Grumman bouwde tussen november 1942 en december 1943 in totaal 2293 Avengers. Deze werden aangeduid als de TBF-1 en TBF-1C, deze laatste versie onderscheidde zich door het plaatsen van een tweetal 0.50 inch machinegeweren in de vleugel en de mogelijkheid tot het meenemen van een tweetal droptanks. In dit aantal is de levering van 395 Avengers aan de Royal Navy meegenomen. Deze toestellen werden geleverd in kader van de lease-lend overeenkomst en werden aangeduid als de TBF-1B. Vanuit deze basis werden verschillende versies ontwikkeld zoals de TBF-1D en TBF-1F voorzien van verschillende radarsystemen en de TBF-1L welke voorzien werd van een zoeklicht in de torpedo ruimte. Tot slot noemen we nog de TBF-1P, de foto verkenningsversie. Naast de US.Navy en Royal Navy werden er 63 stuks geleverd aan de Royal New Zealand Air Force. GM Eastern Aircraft produceerde 2282 TBM-1's welke gelijk waren aan de door Grumman geproduceerde TBF-1's, hiervan werden 334 stuks geleverd aan de Royal Navy als de Avenger ll en ging daarna over tot de productie van de TBM-3. Deze TBM-3 werd voorzien van een Wright R-2600-20 Cyclone motor (1900 pk) met een verstrekte vleugel welke van raketten of brandstoftanks konden worden voorzien. Bij deze versie werd niet langer de dorsal turret toegepast waarbij nu een naar achtertoe aflopende cockpit kap werd aangebracht. Deze TBM-3 werd geleverd vanaf april 1944 en GM Eastern bouwde in totaal 4664 exemplaren. Hiervan werden er 222 stuks geleverd aan de Royal Navy als de Avenger lll. De TBM-3D, TBM-3E en TBM-3L waren, met uitzondering van de sterkere motor, identiek aan de TBF-1D, TBF-1E en TBL-1L. Daarnaast werd ontwikkeld de TBM-3P voorzien van camera's en de TBM-3H voorzien van een speciale zoekradar.
Het bezoek van de Avenger TBM-3R G-BTDP aan Rotterdam in US Navy kleuren met serial Bu53319 (David Booster, 10 september 1994)
Het beeindigen van de productie in 1944 betekende in 1944 geenszins het beeindigen van de Grumman varianten. In de periode 1945 tot en met 1954 (het jaar waarin de US.Navy de Avenger uit dienst nam) werd nog een groot aantal na-oorlogse varianten geproduceerd, hierbij werden wel originele WW-2 airframes gebruikt. Het betreft hierbij de volgende versies:
Avengers bij de MLD
De laatste Avenger in Nederland was de "045" een TBM-3W2, van de Kon Marine (Anthony Fokker school, maart 1970)
Bij het oprichten van de NAVO in 1949 kreeg Nederland de taak van onderzeebootbestrijding toebedeeld. Om de NAVO verdediging zo snel mogelijk op de gewenste sterkte te hebben werd er ook nu weer in het kader van het MDAP (Mutual Defence Assistance Program) materiele hulp gegeven en voor dit doel leverde de Verenigde Staten aan Nederland in totaal 34 Avengers in de TBM-3S2 Strike uitvoering en 24 TBM-3W's voorzien van APS 20 radar. De Koninklijke Marine had sinds 1948 het vliegkampschip Karel Doorman in gebruik en het was logisch dat de Avengers op dit schip gestationeerd zouden worden. Beide Avenger versies werkten voor het uitvoeren van de opdrachten nauw samen. De 3W2 variant vloog hierbij laag over het water om de onderzeeboten op te sporen en was eenmaal een onderzeeboot opgespoord dan was het de taak van de "strike" versie om de zaak af te maken. Alle Grumman Avengers werden in 1953 en 1954 afgeleverd. Deze toestellen ontvingen de serials 1-1 t/m 1-34 voor de TBM-3S en 16-101 t/m 16-124 voor de geleverde TBM-3W's. In 1956 werd besloten de operationele Fairey Firefly's van Curacao naar Nieuw-Guinea te sturen. Als vervanger werden 20 TBM-3E's afkomstig van de Royal Navy aangekocht. Deze Avengers waren voorzien van de karakteristieke geschutskoepel op de romp en ontvingen de serials 21-20 t/m 21-40 en werden afgeleverd in de periode januari- maart 1958. Een deel van de afgeleverde toestellen werd echter nooit in gebruik genomen en gebruikt voor onderdelen. Dit was vlak voor de introductie van het nieuwe serial systeem bij de Marine Luchtvaart Dienst (MLD) welk eind 1959 werd ingevoerd. Hierbij ontvingen de TBM-3S Strikes de nummertjes 020 t/m 042, de TBM-3W's 045 t/m 065 en de ex Royal Navy TBM-3E's de serials 065 t/m 075 toegewezen. Binnen de MLD werd de onderzeebootbestrijding vanaf midden 1960 overgenomen door de Grumman S-2 Tracker. Dit gebeurde eerst op Valkenburg en in januari 1961 op de Karel Doorman. Een vijftal TBM-3S Avengers werd daarna bestemd als doelsleper en voor deze doeleinden aangepast tot TBM-3U. Met de aankomst van vijf CS-2F Trackers op Hato op 11 december 1961 werden de laatste Avengers bij de Kon.Marine uit dienst genomen.
Het lot van zoveel MLD Avengers, de sloop................. hier de "035" op Schiphol (archief Nico Terlouw)
Van de totaal 78 aan de MLD afgeleverde Avengers gingen er 10 verloren bij ongevallen, werden er in 1960 vijf afgeleverd aan de Braziliaanse marine en werd een toestel, de 045, voor instructiedoeleinden overgedragen aan de Anthony Fokker school. De rest werd in de daarop volgende jaren gesloopt, deels op Hato en voor het grootste deel op de Kooy. Begin 1970 werden hierbij de laatste restanten van de "037" van de brandweerplaats op de Kooy overgebracht naar Valkenburg om daar in rook op te gaan. In de jaren zestig werd de "050" nog gebruikt voor instructiedoeleinden bij de Marine School in Amsterdam. Naar verwachting is ook deze Avenger eind jaren zestig aan het eind gekomen als brandweeroefenobject. Bleef over de "045" bij de Anthony Fokker School in Den Haag, dit toestel werd in 1976 verkocht aan de handelaar C. Honcoop in Veen. Deze verkocht het toestel door aan Sir W.J.D. Roberts van de Strathallen Collection. Deze Avenger heeft op 18 mei 1976 per schip Nederland verlaten. In Engeland werd het toestel op 23 december 1977 ingeschreven als de G-BTBM waarna de restauratie tot vliegwaardige staat startte, eerst bij de Strathallan Collectie, vanaf 1981 vervolgd bij Doug Arnold op Blackbushe. In juli 1985 werd het toestel verkocht in de Verenigde Staten en ingeschreven als de N61BD. Daar vliegt dit toestel nog steeds, nu als de N452HA als een TBM-3E in US.Navy kleuren voorzien van serial "85650/HA".
Avenger in civiele dienst
Deze TBM-3E N66475 werd in 1963 ingeschreven en heeft daarna veel eigenaren gehad. In 1974 werd deze foto genomen waarbij de verbouwing tot een-mans cockpit opvalt. De Avenger was toen uitgerust met een ingebouwd sproeisysteem. (archief Wim Zwakhals, Lodi, 10 maart 1974)
In de Verenigde Staten en Canada werd sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw al aandacht besteed aan de bosbrandbestrijding. Na de Tweede Wereldoorlog werd de bestrijding vanuit de lucht voor het eerst overwogen en zo startte de USAF in samenwerking met de USFS (United States Forest Service) in 1947 in Montana het gebruik van de B-29 Super Fortness en de P-47 Thunderbolt. Hoewel de uitkomsten van deze testen positief waren werd er om budget redenen niet verder mee doorgegaan. California was de staat welke door klimaatwisselingen en de uitbreidende bevolking het meest te lijden had van bosbranden en het was ook deze staat waar in 1954 weer serieuze testen werden uitgevoerd met de bestrijding vanuit de lucht. Naast kleinere vliegtuigtypes als de Stearman en N3N welke op dat moment volop in de landbouwbesproeiing werden ingezet, werd hierbij voor het eerste een Grumman Avenger ingezet. Het idee voor de inzet van dit type kwam van Paul Mantz, welk het toestel had aangepast en er ook zelf mee vloog. De torpedobommenwerper bleek een uitstekend type voor de inzet bij de bosbrandbestrijding. Enerzijds kon in de romp, de ruimte voor het meenemen van de torpedo, op makkelijke wijze een tank worden ingebouwd, daarnaast was de constructie berekend op het loslaten van een grote lading en bleek uit de US.Navy periode het toestel uiterst betrouwbaar en makkelijk te onderhouden. Grumman had namelijk gezorgd dat alle belangrijke plaatsen voor het onderhoud op simpele wijze door luikjes bereikbaar te maken. Doordat dit type vanaf het midden van de jaren vijftig door de US.Navy uit dienst werd genomen, kwamen de Avengers op grote schaal op de civiele markt beschikbaar.
in de jaren zestig zou de Avenger de meest gebruikte kist worden voor de bosbrandbestrijding met in de hoogtij jaren seizoenen waarbij al 68 toestellen onder contract stonden. In het begin van de jaren zeventig viel de Grumman Avenger (evenals andere ex WW-2 toestellen) echter in negatieve zin op door het grote aantal ongevallen. Mede hierdoor nam de USFS in 1974 de beslissing niet langer gebruik te maken van eenmotorige vliegtuigen. De laatste operationele Avengers werden daarna verkocht in Canada waar zij nog tot het eind van de jaren zeventig dienst zouden doen. In de VS deden de Avengers dienst bij een grote groep gebruikers zoals Aerial Applicators in Utah, Aero Union in Californie, Air Tankers Inc. in Arizona, Capitol Air Service in Nevada, Johnson Flying Services in Montana, Hemet Valley Service in California, Pacific Alaska in Alaska, Sis-Q Flying Service en TBM Air Tankers in California. In de jaren zestig was zeker geen sprake van standaardisatie zodat elke firma de toestellen op zijn eigen wijze geschikt maakte voor de bosbrandbestrijdingstaak. Hierdoor werden vele aanpassingen uitgevoerd aan cockpit en de beschikbare ruimte binnen het toestel.
N5168V is een aangepaste TBM-3 Avenger voor de bosbrandbestrijding door Flying HV Service waarbij de torpedoruimte volledig is ingericht als opslagtank (archief Wim Zwakhals, Hemet. 19 oktober 1972)
Mede door de inzet als bosbrandbestrijdingsvliegtuig kwamen de overgebleven toestellen in het begin van de jaren tachtig bij de vliegtuig restaurateurs welke de toestellen weer terug brachten in hun originele staat. Zo is binnen de Verenigde Staten en Canada de Grumman Avenger weer een regulier verschijning op vliegshows etc.
Technische gegevens van de Grumman TBM-3 Avenger
Spanwijdte
|
16,50 m
|
Lengte
|
12,20 m
|
Hoogte
|
5.00 m
|
Plafond
|
22.000 ft
|
Bereik
|
905 nm
|
Grumman TBM Avenger op Rotterdam
De Grumman Avenger is een zeldzame verschijning op Rotterdam. In 1957 was een exemplaar, een Avenger TBM-3S met serial I-20, van de MLD te zien tijdens de Jeugd Luchtvaartdag. Deze MLD Avenger ontving in 1959 het serial "028" en werd op 25 februari 1960 bij een ongeval afgeschreven. Voor het volgende bezoek moest een tijd gewacht worden. Op 10 september 1994 was het de Grumman TBM-3R G-BTDP voorzien van US Navy kleuren 53319/RD welke op Rotterdam neerstreek. Het toestel bleef de nacht staan en vertrok de volgende dag richting Deelen. Dit was de voormalige sproeier N3966A welke in 1987 werd aangekocht door Anthony Haig-Thomas en door TBM Aircraft weer in vliegwaardige staat werd gebracht waarbij tevens een passagiersinterieur (TBM-3R) werd aangebracht. In januari 1989 werd het toestel verscheept naar Engeland waar het op 25 januari 1989 zijn eerste vlucht maakte. Op 5 februari 1991 werd het toestel ingeschreven als de G-BTDP. In 2006 werd dit toestel verkocht aan de verzamelaar Trachsel Charles in Zwitserland en vliegt sinds die tijd als de HB-RDG.
Het eerst bezoek van een Grumman Avenger was de I-20 van de MLD, een TMB-3S (Nico Terlouw, Zestienhoven, 1957)
bron: Airnieuws archieven, Air Britain, Putnam US Navy aircraft, Flash, Dutch Military Aviation 1945-1978
Wim Zwakhals, september 2016